EHBO - 2. reanimeren

EHBO - Reanimeren
p. 18-26
1 / 16
next
Slide 1: Slide
GASVBuitengewoon secundair onderwijs

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

EHBO - Reanimeren
p. 18-26

Slide 1 - Slide

Waarom reanimeren?
  • Hart stopt met pompen --> schade door zuurstoftekort = circulatiestilstand
  • Slachtoffer reageert niet en ademt niet normaal --> circulatiestilstand


reanimeren

Slide 2 - Slide

Wat is reanimeren?
  • Borstcompressies 
  • Beademing 

Slide 3 - Slide

AED
  • Geeft elektrische schok
  • Meer kans op overleving
  • Aparte opleiding nodig 
  • Symbool: 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Wat doe je? Zet in de juiste volgorde. Sleep naar de                                                                                         nummer.  
Verleen verdere eerste hulp
Verwittig hulp
 Vraag wat er gebeurd is
Veiligheid
1. 
2.
3.
4.

Slide 6 - Drag question

Wat doe je? 
                  1. Veiligheid

                  2. Vraag wat er gebeurd is (indien mogelijk)         
 
                  3. Verwittig hulp

                  4. Verleen verdere eerste hulp  

Slide 7 - Slide

Verleen verdere eerste hulp
  • Geef 30 borstcompressies --> 100/120 per minuut.
      Duw borstbeen 5 cm diep in (niet meer dan 6 cm).
  • Open luchtweg en geef 2 mond-op-mondbeademingen. 
  • Wissel af. 
  • AED beschikbaar? Laat volwassene helpen. 
  • Blijf reanimeren tot er hulp is/ slachtoffer wakker is.
  • Was of ontsmet je handen. 

Slide 8 - Slide

Borstcompressies geven
zie pagina 22

Slide 9 - Slide

Mond-op-mondbeademing geven
zie pagina 24

Slide 10 - Slide

Maak p. 25

Slide 11 - Slide

Maak p. 26

Slide 12 - Slide

Met de AED machine overleeft het slachtoffer altijd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Wanneer je niet kan reanimeren, loop je beter weg van een slachtoffer.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Hoeveel borstcompressies geef je per keer?
A
20
B
30
C
40
D
50

Slide 15 - Quiz

Wat zeg je niet tegen de Noodcentrale 112?
A
Je naam
B
Waar je bent
C
Wat je hebt gegeten die dag
D
Wie de slachtoffers zijn

Slide 16 - Quiz