oefentoets

Import of export?
DSM verkoopt plastic aan Duitsland
A
Import
B
Export
1 / 42
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Import of export?
DSM verkoopt plastic aan Duitsland
A
Import
B
Export

Slide 1 - Quiz

Import of export?
Ik ben op vakantie in Frankrijk.

A
import
B
export

Slide 2 - Quiz

Import of export?
Action koopt producten uit China.
A
Import
B
Export

Slide 3 - Quiz

Hoe noem je het wanneer een land of een persoon goederen invoert?
A
Export
B
Import
C
Overslag
D
Mainport

Slide 4 - Quiz

Wat is vreemd geld?
A
Geld dat niet van jou is.
B
Buitenlands geld.

Slide 5 - Quiz

Wat is een 'open economie'?
A
Een land dat een groot deel van het nationaal inkomen verdient met export en een groot deel ervan besteedt aan import.
B
Een land dat een groot deel van het nationaal inkomen verdient met import en een groot deel ervan besteedt aan export.

Slide 6 - Quiz

Open economie
A
Als een land relatief veel handel drijft
B
Als een land relatief weinig handel drijft

Slide 7 - Quiz

Wat is een gesloten economie?
A
Een economie waarin er geen internationale handel is.
B
Een economie waarin er geen handel is tussen bedrijven.
C
Een economie waarin er alleen internationale handel is.
D
Een economie waarin er alleen handel is tussen bedrijven.

Slide 8 - Quiz

Een gesloten economie heeft ...
A
Een hoge import- en exportquote
B
Een lage import- en exportquote
C
Een lage importquote en hoge exportquote
D
Een hoge importquote en lage exportquote

Slide 9 - Quiz

Burgers van de EU mogen vrij reizen en wonen binnen de EU?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Welke stelling over de EU is fout?
A
Het vergroot het afzetgebied van Nederland
B
Alle EU-landen hanteren de Euro als munt
C
Binnen de EU wordt protectie voorkomen

Slide 11 - Quiz

De koers van de euro ten opzichte van andere valuta gestegen. Wat zijn de gevolgen voor de EU?
A
Meer export EU
B
Minder export EU

Slide 12 - Quiz

Nederland mag zonder beperkingen exporteren naar andere EU-landen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Alle landen in de EU zitten ook in de Eurozone (EMU)?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Hoeveel landen zitten erin de "EU"?
A
27
B
29
C
28
D
30

Slide 15 - Quiz

Als de wisselkoers van de euro stijgt:
A
verbetert de concurrentiepositie van Europa (EMU)
B
verslechtert de concurrentiepositie van EMU

Slide 16 - Quiz

Een ander woord voor de Europese Monetaire Unie (EMU) is
A
de Europese Unie
B
de Eurozone
C
Europa
D
De Euro Unie

Slide 17 - Quiz

Wat is protectie?
A
Mensen extra geld geven
B
Exporteren uit het buitenland
C
Productie in eigen land beschermen

Slide 18 - Quiz

Wat is vrijhandel?
A
Iedereen is vrij om te doen en laten wat hij/zij wil
B
Een land heeft hoge in- en uitvoercijfers
C
een land heeft dan geen in-/uitvoer beperkingen
D
een land mag dan niet meer dan 5.500 auto's uit Azië invoeren

Slide 19 - Quiz

Vrijhandel kent ook nadelen. Wat is een nadeel van vrijhandel?
A
protectionisme
B
exportgerichte industrialisatie
C
vrijemarkteconomie
D
global shift

Slide 20 - Quiz

Wat is de Eurozone?
A
Het gebied waarbinnen geen enkele officiële munteenheid wordt gehanteerd.
B
Het gebied waarbinnen de Yen als officiële munteenheid wordt gehanteerd.
C
Het gebied waarbinnen de Euro als officiële munteenheid wordt gehanteerd.
D
Het gebied waarbinnen alleen de Dollar als officiële munteenheid wordt gehanteerd.

Slide 21 - Quiz

Invoerrechten zijn ...
A
een belasting.
B
een subsidie.

Slide 22 - Quiz

Wat is de Eurozone?
A
Europa zonder Engeland
B
Europa zonder Brexit
C
Een gebied waar je met Euro's kunt betalen
D
Een gebied waar je juist niet met Euro's kunt betalen

Slide 23 - Quiz

In de EU zijn geen invoerrechten.
Wat zijn invoerrechten?
A
belasting over spullen uit het buitenland
B
belasting over spullen naar het buitenland
C
een soort BTW
D
Exportbelastingen

Slide 24 - Quiz

Fairtrade is een keurmerk, waarvoor staat Fairtrade
A
Eerlijke betaling werknemers
B
Duurdere prijzen
C
Eerlijke milieu normen
D
Lekkerder eten

Slide 25 - Quiz

Een ontwikkelingsland zal altijd een ontwikkelingsland blijven.
A
Ja dat klopt wel
B
Nee hoor, dat gaat vanzelf weg
C
Nee, door hulp van het buitenland kan dit opgelost worden
D
Nee, door een goeie regering kan dat opgelost worden

Slide 26 - Quiz

Wat is een goede manier om de welvaar tussen landen te vergelijken?
A
Het nationaal inkomen
B
Het BBP
C
Het BBP per hoofd van de bevolking
D
Alle genoemde manieren

Slide 27 - Quiz

Ontwikkelingslanden zijn...
A
landen die goed ontwikkeld zijn
B
landen waar de productie en inkomens hoog zijn
C
landen met weinig analfabetisme
D
landen waar de productie en inkomens laag zijn

Slide 28 - Quiz

Structurele hulp
A
Voedsel sturen
B
Medicijnen sturen
C
tenten sturen
D
Scholen bouwen

Slide 29 - Quiz

Wat is het doel van ontwikkelingssamenwerking?
A
Infrastructuur verbeteren
B
Armoede bestrijden

Slide 30 - Quiz

Hoe kan een vicieuze cirkel worden doorbroken?
A
Door een lange termijn te wachten
B
Deze kan niet worden doorbroken
C
Door veel te sparen
D
Door hulp van buitenaf

Slide 31 - Quiz

Wat is een vicieuze cirkel?
A
De oorzaak van het ene probleem is een gevolg van het andere.
B
Een cirkel die doorbroken wordt.
C
Iets gebeurt en daar volgt dan een actie op in een cirkel

Slide 32 - Quiz

Wat is GEEN structurele hulp
A
Voedsel sturen naar een land
B
Waterputten slaan/bouwen in een land
C
Een goed zorgsysteem ontwikkelen in een land.
D
Goed onderwijs ontwikkelen in een land

Slide 33 - Quiz

Ontwikkelingssamenwerking
A
Tijdelijke hulp aan mensen die zich in een noodsituatie bevinden
B
Samenwerking tussen rijke en arme landen met als doel het leven in de arme landen blijvend te verbeteren

Slide 34 - Quiz

Nationaal inkomen per hoofd van de bevolking:
A
gemiddeld inkomen per persoon
B
gemiddeld jaarinkomen per persoon
C
gemiddeld jaarinkomen per persoon in een land

Slide 35 - Quiz

Lagere invoerrechten voor een ontwikkelingsland betekent ...... in het ontwikkelingsland
A
meer werkgelegenheid
B
minder werkgelegenheid

Slide 36 - Quiz

Wat is GEEN noodhulp?
A
Voedsel opsturen naar een land
B
Medicijnen sturen naar een land
C
Wegen in een land aanleggen
D
Tentenkampen bouwen in een land

Slide 37 - Quiz

Wat is Fairtrade?
A
Eerlijke handel: de boer krijgt een eerlijke prijs voor het product.
B
Eerlijk spel: iedereen houdt zich aan de spelregels.
C
Producten die kleinschalig worden verbouwd, kleine akkers en kleine stallen.
D
Producten die zijn verbouwd zonder het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen of kunstmest.

Slide 38 - Quiz

Heeft een vicieuze cirkel een eindpunt?
A
Ja
B
Nee

Slide 39 - Quiz

Inkomen per hoofd van de bevolking
=
A
het nationale inkomen
B
het inkomen per persoon

Slide 40 - Quiz

Noodhulp is ....
A
voor korte tijd.
B
voor langere tijd.

Slide 41 - Quiz

Wanneer is iemand welvarend?
A
Wanneer iemand gelukkig is
B
Wanneer iemand genoeg tijd heeft
C
Wanneer iemand zich in zijn behoefte kunt voorzien
D
Wanneer iemand gezond is

Slide 42 - Quiz