Les 6 - oefenles -

Les 6 - oefenles -
1 / 20
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Les 6 - oefenles -

Slide 1 - Slide

Het Romeinse Rijk

Oefenles

Slide 2 - Slide

Planning
1. Spullen, gesprek, gebed
0-10
2. Quiz
10-18
3. Maken en zelf nakijken 
toetsvoorbereiding 3.3


Slide 3 - Slide

Door wie werd Rome bestuurd toen het nog een stadstaat was?
A
Een keizer
B
Een koning
C
Een sultan
D
De paus

Slide 4 - Quiz

Waarom was de Romeinse Republiek geen echte democratie?
A
Vrouwen, kinderen en slaven hadden geen invloed op het bestuur.
B
In de senaat zaten alleen mannen.
C
In de senaat zaten alleen rijke mannen.
D
De Romeinse Republiek werd door twee consuls bestuurd.

Slide 5 - Quiz

Wat was een dictator in de Romeinse Republiek?
A
Een alleenheerser, die vijf jaar lang alleen de macht had.
B
Een strenge leider.
C
Een dictator kreeg zes maanden lang veel macht om de orde te herstellen.
D
Een leider die veel oorlog voerde.

Slide 6 - Quiz

Waarom werd Caesar uiteindelijk vermoord door de senatoren?
A
De senatoren vonden Caesar niet aardig.
B
De senatoren waren bang dat Caesar koning wilde worden.
C
Caesar had een sterk leger
D
De senatoren wilden zelf de macht hebben.

Slide 7 - Quiz

Wat werd Octavianus/Augustus nadat hij de burgeroorlog had gewonnen?
A
Dictator
B
De eerste keizer van het Romeinse Rijk.
C
De eerste koning van het Romeinse Rijk
D
Consul

Slide 8 - Quiz

Onder het bestuur van Augustus begon de Pax Romana (Romeinse vrede), wat was dit?
A
Tijdens de Pax Romana was er voor altijd vrede in het Romeinse Rijk.
B
Tijdens de Pax Romana was er vrede.
C
Tijdens de Pax Romana geloofde iedereen in de Romeinse goden.
D
Een periode van 200 jaar waarin het Romeinse Rijk bijna geen oorlogen kende.

Slide 9 - Quiz

Welk deel van Nederland werd ingenomen door de Romeinen?
A
Het noordelijk deel van Nederland.
B
Het zuidelijk deel van Nederland.
C
Alleen het midden van Nederland.
D
Zeeland.

Slide 10 - Quiz

Hoe noemden de Romeinen de noordgrens van hun rijk?
A
De limes
B
De Rijn
C
De noordgrens
D
De Maas

Slide 11 - Quiz

Welke drie dingen waren de bewoners van een Romeinse provincie verplicht?
A
Ze moesten Romeinse kleding dragen.
B
Ze moesten stukken grond afstaan aan de Romeinen.
C
Ze moesten belasting betalen aan de Romeinen.
D
Ze moesten soldaten leveren voor het Romeinse leger.

Slide 12 - Quiz

Wat mochten de overwonnen volken in het Romeinse Rijk?
A
Hun eigen wetten maken.
B
De eigen goden blijven vereren.
C
De eigen gewoonten behouden.
D
Oorlog voeren tegen de Romeinen.

Slide 13 - Quiz

Wat is een agrarisch-stedelijke samenleving?
A
Een samenleving waarin de meeste mensen in de steden leven en een klein aantal in de steden.
B
Een samenleving waarin de meeste mensen op het platteland leven en een klein aantal in de steden.
C
Een samenleving waarin mensen alleen van de landbouw leven.
D
Een samenleving met grote villa's en rijke grootgronfbezitters.

Slide 14 - Quiz

Door wie lieten rijke grootgrondbezitters graan, druiven en olijven op hun landgoed verbouwen?
A
Door boeren.
B
Door slaven.
C
Dit deden ze zelf.
D
Door hun kinderen.

Slide 15 - Quiz

Hoe werden Romeinen die werkloos waren en vrijwel niets bezaten genoemd?
A
Proletariërs.
B
Slaven
C
Armen
D
Rijke grootgrondbezitters

Slide 16 - Quiz

Hoe hielden rijke Romeinen de (arme) bevolking rustig?
A
Met 'brood en drinken'
B
Door oorlog te voeren.
C
Met de Olympische spelen
D
Met 'brood en spelen'

Slide 17 - Quiz

Wat waren vrijgelatenen?
A
Mensen die vrij waren en dus geen slaaf.
B
Mensen die uit de gevangenis waren vrijgelaten.
C
Slaven die door hun meester waren vrijgelaten.
D
Mensen die niet in het Romeinse leger hoefden te dienen.

Slide 18 - Quiz

Maken
Toetsvoorbereiding 3.3 en 3.4
Klaar? Vraag om het antwoordenblad bij je docent
en kijk het zelf na.

Slide 19 - Slide

Tot volgende week!

Slide 20 - Slide