What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Onderwerp /pv/werkwoordelijk gezegde
timer
10:00
1 / 32
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
This lesson contains
32 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
timer
10:00
Slide 1 - Slide
onderwerp
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
Slide 2 - Slide
Leerdoel:
- Ik kan werkwoorden in een zin vinden.
- Ik kan de persoonsvorm en het onderwerp vinden.
- Ik kan het werkwoordelijk gezegde in een zin vinden.
Maken:
Cursus 5 Grammatica: § 6 Werkwoordelijk gezegde (online of boek blz, 208/209)
opdracht 3 t/m 7.
Klaar? - nakijken/verbeteren
- lezen
Slide 3 - Slide
Lesdoelen
Ik weet hoe ik het onderwerp in een zin kan vinden
Ik kan het onderwerp in een zin vinden
Ik weet hoe ik het werkwoordelijke gezegde kan vinden
Ik kan het werkwoordelijk gezegde in een zin vinden
Slide 4 - Slide
De persoonsvorm
Wat voor woord is de persoonsvorm?
Hoe vind je de persoonsvorm?
Slide 5 - Slide
Wat is de persoonsvorm?
Jantien won gisteren de gouden medaille.
A
Jantien
B
won
C
gisteren
D
de gouden medaille
Slide 6 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
Fiets jij elke ochtend naar school?
A
Fiets
B
jij
C
elke ochtend
D
naar school
Slide 7 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
Wanneer ben jij jarig?
A
Wanneer
B
ben
C
jij
D
jarig
Slide 8 - Quiz
Ik kan de persoonsvorm in een zin vinden
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 9 - Poll
Het onderwerp
Je zoekt eerst de persoonsvorm in een zin
Dan vraag je
WIE / WAT + persoonsvorm?
Het antwoord op die vraag is het onderwerp
Slide 10 - Slide
Voorbeeld
De jongen gaat naar school
De persoonsvorm = gaat
Wie/wat + pv = onderwerp --> Wie/wat + gaat
Wie gaat (naar school?)
Onderwerp = de jongen
Slide 11 - Slide
Wat is het onderwerp?
Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin
Slide 12 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Mijn moeder doet altijd de boodschappen.
A
Mijn moeder
B
doet
C
altijd
D
de boodschappen
Slide 13 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Waarom lust jij geen spruitjes?
A
Waarom
B
lust
C
jij
D
geen spruitjes
Slide 14 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Voetbal is ook een sport voor meisjes.
A
Voetbal
B
is
C
een sport
D
voor meisjes
Slide 15 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Marina legt het onderwerp uit.
A
Marina
B
legt
C
het onderwerp
D
uit
Slide 16 - Quiz
Ik kan het onderwerp in een zin vinden
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 17 - Poll
Werkwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde:
bestaat uit alle
werkwoorden
in een zin!
Slide 18 - Slide
Alle werkwoorden in de zin noem je samen:
A
het onderwerp
B
het naamwoordelijk gezegde
C
het werkwoordelijk gezegde
D
de persoonsvorm
Slide 19 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'
A
heeft
B
heeft gehaald
C
gehaald
D
Er is geen werkwoordelijk gezegde
Slide 20 - Quiz
De persoonsvorm hoort altijd bij het werkwoordelijk gezegde.
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quiz
Gaat Joris vanavond skaten?
Het werkwoordelijk gezegde =
A
gaat
B
Joris
C
vanavond
D
gaat skaten
Slide 22 - Quiz
Morgen ga ik lopend naar school.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
ga
B
ga lopend
C
lopend
Slide 23 - Quiz
Mijn buurman legt de lat hoog.
Legt =
A
alleen persoonsvorm
B
persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde
C
alleen werkwoordelijk gezegde
Slide 24 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Jip heeft gisteren een ijsje gegeten'
A
heeft
B
heeft gegeten
C
gegeten
D
Er is geen werkwoordelijk gezegde
Slide 25 - Quiz
Een werkwoordelijk gezegde bestaat altijd uit meerdere werkwoorden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 26 - Quiz
Morgen moet ik een proefwerk maken.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
moet
B
moet maken
C
maken
Slide 27 - Quiz
Welk zinsdeel wordt hier benoemd?
wordt benoemd =
A
Persoonsvorm
B
Werkwoordelijk gezegde
C
Onderwerp
Slide 28 - Quiz
werkwoordelijk gezegde?
Hij heeft gisteren zijn pap niet gegeten.
A
hij heeft
B
heeft
C
heeft gegeten
D
heeft zijn pap gegeten
Slide 29 - Quiz
werkwoordelijk gezegde?
Mijn vader wil mijn kamer opnieuw schilderen.
A
wil
B
wil schilderen
C
wil opnieuw schilderen
D
schilderen
Slide 30 - Quiz
De persoonsvorm zit altijd in het werkwoordelijk gezegde.
Is dat waar of niet waar?
A
waar
B
niet waar
Slide 31 - Quiz
Ik kan het werkwoordelijk gezegde
in een zin vinden
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 32 - Poll
More lessons like this
Onderwerp /pv/werkwoordelijk gezegde
April 2022
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
pv - ond - wwg b1E
March 2023
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Onderwerp /pv/werkwoordelijk gezegde
3 days ago
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Pro onderwerp /pv/ww gezegde
November 2022
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
TH1: Grammatica: pv, wg, ow
September 2022
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1
M1 pv/ onderwerp/werkwoordelijk gezegde
April 2022
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Onderwerp /pv/werkwoordelijk gezegde
March 2023
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Onderwerp /pv
October 2022
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1