A1 - 2.3

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Hoofdstuk 2

Paragraaf 3

Leerdoelen: je kent...

• wat de bevolkingsdichtheid is van de poolstreken
  
• de kenmerken van een toendra
  
• de kenmerken van landijs en zee-ijs
  
• figuur 15A en 16: topografie en landschappen van het noordpoolgebied

het Noordpoolgebied

• binnen de poolcirkel (breedtegraad 66 gr NB) (=hoge breedte). 

• bewoond door de Inuit (eskimo's).

• Bevolkingsdichtheid erg laag (85% onbewoond, mensen in kustgebieden)

Waarom is het altijd koud in de poolgebieden?

• de zonnestralen moeten een lange weg afleggen.
• de zon schijnt scheef erop. 

Winters (-30 gr) ; Zomers (6,5 gr).

Toendra

• in de zomer kouder dan 10 gr --> geen bomen! (wel grassen, struikjes)
• ten noorden van de boomgrens
  --> toendra.
• altijd bevroren ondergrond = permafrost.
• Door water/ijs --> drassig landschap.

Taiga

• ten zuiden van boomgrens --> Taiga.
• grote naaldbossen: Canada, Rusland.

het hart van het poolgebied

• hoe noordelijker, hoe kouder. 
• Zomer: +/- 0 gr. 

• Plantengroei onmogelijk + neerslag alleen in sneeuw.

• altijd sneeuw --> eeuwige sneeuw --> samengeperst tot landijs.

IJssoorten

• Zee-ijs = bevroren zeewater --> veel stukken bij elkaar = pakijs.

• Landijs = alleen op Groenland.

• Drijfijs = los drijvende stukken ijs in water.

Er smelt steeds meer ijs...

Door opwarming aarde --> ijs smelt.

Loofbos = bomen met bladeren.

Naaldbos = bomen met naalden.

Opdrachten 2.3:

2ac, 3, 4, 6, 7ab.