• het aanbieden van activiteiten of middelen die onrust verminderen, bijvoorbeeld snoezelen, ballendekens, zwaartedekens en –knuffels;
• aanpassing van het eigen werkproces (geen dienst wisselen om 16.00 vlak
voor etenstijd als iedereen toch al meer onrustig is).
Er komen steeds nieuwe alternatieven beschikbaar, zoals een rolstoel die
automatisch op de rem gaat bij opstaan en weer losgaat bij zitten. Een autogordel in de stoel is hierdoor niet meer nodig.
De wet zorg en dwang.
Wat is dat nu eigenlijk de wet zorg en dwang?
-->De Wet zorg en dwang regelt de rechten bij onvrijwillige zorg of onvrijwillige opname van mensen met een verstandelijke beperking en mensen met een psychogeriatrische aandoening (zoals dementie).
Slide 13 - Slide
Voor wie geldt Wet zorg en dwang?
Een cliënt valt onder de wet zorg en dwang:
als er een verklaring is van een deskundig arts waaruit blijkt dat hij in verband met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking is aangewezen op zorg en/of;
een persoon beschikt over een indicatie van het CIZ voor langdurige zorg met als grondslag een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking.
Dit betekent dat naast een cliënt die zorg ontvangt vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz), ook een cliënt die ondersteuning ontvangt vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) onder de Wzd kan komen te vallen. Datzelfde geldt ook voor cliënten op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) zorg of ondersteuning ontvangen.
De Wzd geldt pas voor kinderen en jongeren bij wie een verstandelijke beperking is vastgesteld en bij wie onvrijwillige zorg wordt overwogen of toegepast. De Wzd geldt niet voor kinderen en jongeren bij wie geen verstandelijke beperking is vastgesteld.
Bij kinderen tot 12 jaar nemen de ouders/voogden die het gezag uitoefenen de beslissing over de zorg van het kind. Bij kinderen tussen de 12 en 16 jaar neemt het kind gezamenlijk met zijn of haar ouders/voogden de beslissingen over de zorg die aan hem of haar wordt verleend. Vanaf 16 jaar neemt het kind zelf de beslissing over de zorg die aan hem of haar wordt verleend (art. 3, lid 1).