1 BK | Eenheden van snelheid

1 / 12
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  • Leren hoe we de maten van snelheid kunnen omrekenen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

45 km/u=... m/s
A
12,5 m/s
B
163000 m/s
C
163 m/s
D
12500m/s

Slide 5 - Quiz

Een skispringer bereikt aan het eind van de aanloophelling een snelheid van 94,3 km/uur.

Opgave 12:
Bereken zijn snelheid in meter per seconde op dat moment.

A
26,2 m/s
B
339,49 m/s
C
2,6 m/s
D
1571,7 m/s

Slide 6 - Quiz

Bereken
14 m/s = ...... km/u
A
3,9 km/u
B
50,4 km/u
C
40,6 km/u
D
80,5 km/u

Slide 7 - Quiz

Reken de duur (tijd) van de fietstocht uit:

Fietsroute: 24 kilometer lang
Gemiddelde snelheid: 12 kilometer per uur

A
2 uur
B
20 minuten
C
3 uur
D
30 minuten

Slide 8 - Quiz

De snelheid van een auto is 108 km/h.
Hoe groot is de snelheid in m/s?
A
389 m/s
B
10,8 m/s
C
30 m/s
D
38,9 m/s

Slide 9 - Quiz

Je rekent uit hoe snel je van school naar huis fietst. Je komt uit op een snelheid van 5 m/s. Hoeveel km/h is dit?
A
5 x 3,6 = 18 km/h
B
5 : 10 = 0,5 km/h
C
5 : 3,6 = 1,4 km/h
D
5 x 10 = 50 km/h

Slide 10 - Quiz

Wat is sneller 15 km/u OF
4,5 m/s?
A
15 km/u
B
4,5 m/s

Slide 11 - Quiz

Wat heb je deze les geleerd?
  • Het omrekenen van de snelheid.

Slide 12 - Slide