Les 2 persoonlijk voornaamwoord en voorzetsels 3e en 4e naamval

Kap 2 Grammatik 
Voorzetsels voor de 3e naamval .
Persoonlijk voornaamwoord in de 3e naamval.
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2,3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Kap 2 Grammatik 
Voorzetsels voor de 3e naamval .
Persoonlijk voornaamwoord in de 3e naamval.

Slide 1 - Slide

Noem minimaal 3 voorzetsels waarna de 3e naamval komt.

Slide 2 - Open question

Sleep het Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 3E nv.
mij
jou
hem
jullie
haar
ons
het
hen
u
mir
uns
ihm
ihm
ihr
dir
euch
ihnen
Ihnen

Slide 3 - Drag question

Slide 4 - Video

voorzetsels 3e naamval
kies het juiste persoonlijk vnw bij de 3e naamval
gebruik je schema

Slide 5 - Slide

Gehst du mit ...... (ons) nach Berlin?
A
wir
B
ons
C
uns
D
sie

Slide 6 - Quiz

Du wirst nichts aus ...... (mij) heraus kriegen.
A
mich
B
mir
C
ihr
D
ihn

Slide 7 - Quiz

Du bist nach ..... (hem) an der Reihe.
A
er
B
ihm
C
ihr
D
ihn

Slide 8 - Quiz

Hast du gestern mit .......(haar) geredet?
A
sie
B
ihm
C
ihr
D
ihnen

Slide 9 - Quiz

Ich bekomme noch Geld von ...... (jullie)
A
ihr
B
euch
C
euer
D
sie

Slide 10 - Quiz

Wartest du? Ich komme gleich zu ..... (jou)
A
dir
B
dich
C
du
D
mich

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video

voorzetsels 4e naamval
kies het juiste persoonlijk vnw bij de 4e naamval
gebruik je schema

Slide 13 - Slide

Ist das Geschenk ...... .... (voor mij)?
A
für mich
B
für mir
C
vor mich
D
vor mir

Slide 14 - Quiz

Hast du etwas ...... .... (tegen haar) ?
A
gegen sie
B
gegen ihr
C
gegen Sie
D
gegen Ihr

Slide 15 - Quiz

(Door hem) ...... .... habe ich mein Handy verloren?
A
Durch er
B
Durch ihm
C
Durch ihn
D
Durch him

Slide 16 - Quiz

Gehst du ...... .... (zonder ons) ins Kino?
A
ohne wir
B
ohne uns
C
um wir
D
um uns

Slide 17 - Quiz

voorzetsels 3e & 4e naamval
kies het juiste persoonlijk vnw bij de 3e of 4e naamval
gebruik je schema

Slide 18 - Slide

Geht ihr ...... .... (zonder hem) ins Kino?
A
ohne er
B
ohne ihm
C
ohne ihn
D
ohne him

Slide 19 - Quiz

Ich komme morgen ...... .... (naar jou).
A
nach du
B
nach dir
C
zu dir
D
zu dich

Slide 20 - Quiz

Wir treffen uns später ...... .... (bij hen).
A
bei sie
B
bei ihnen
C
bei Ihnen
D
bei euch

Slide 21 - Quiz

Bitte, das Geschenk ist ...... .... (voor U).
A
für Sie
B
für sie
C
vor Ihnen
D
vor Sie

Slide 22 - Quiz

Wir trainieren ...... .... (bij hen) in der Tanzschule.
A
bei sie
B
bei ihnen
C
bei euch
D
bei Ihnen

Slide 23 - Quiz

Ik begrijp het schema van de naamvallen en kan de juiste vorm van het persoonlijk vnw gebruiken.

JA, voor 100%
JA, voor 75%
MWAH, voor 50%
NEE, voor 25%
NEE, voor 0%

Slide 24 - Poll