This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Criminaliteit
7.3
Opgepakt ... en dan?
Slide 1 - Slide
Opsporing
Bij een misdrijf gaan agenten de zaak onderzoeken. Ze zoeken dan ook naar de verdachte.
Je bent een verdachte als je de politie denkt dan je iets strafbaars hebt gedaan.
Slide 2 - Slide
Wat mag de politie?
Arresteren: Meenemen naar het bureau
Fouilleren: Je kleding en lichaam wordt doorzocht
Huis doorzoeken: Met toestemming mag de politie op zoek naar bewijsmateriaal. Hiervoor is een huiszoekingsbevel nodig.
Slide 3 - Slide
Proces-verbaal
Als de politie klaar is met zijn onderzoek schrijft hij een proces-verbaal.
Proces-verbaal: politieverslag waarin alle informatie staat over het misdrijf en over de verdachte.
Slide 4 - Slide
Naar Bureau Halt
Jongeren tussen de 12 en 18 die een licht misdrijf plegen kunnen naar Halt (Het Alternatief) worden gestuurd.
Je krijgt vaak een speciale straf die met het misdrijf te maken heeft.
Door een Halt-straf krijgt je geen strafblad.
Slide 5 - Slide
Officier van justitie
Als er een zwaarder misdrijf is gepleegd gaat het proces verbaal naar de officier van justitie.
De officier van justitie beslist wat er vervolgens met de verdachte gaat gebeuren.
Slide 6 - Slide
Politie
Officier van justitie
Maakt een proces-verbaal.
Daagt een verdachte voor de rechter.
Arresteert de verdachte.
Legt een waarschuwing of boete op.
Slide 7 - Drag question
Samenvatting
Het opsporen van criminelen is een belangrijke taak van de politie. De politie mag daarom een verdachte en arresteren. Ze mogen ook met een huiszoekingsbevel zoeken naar . Als de politie klaar is met het onderzoek, schrijven ze een . De officier van justitie leest dit rapport en kan besluiten om de vrij te laten, een boete te geven of naar de te sturen.
fouilleren
rechter
proces-verbaal
bewijzen
verdachte
Slide 8 - Drag question
7.4 Schuldig of onschuldig?
Slide 9 - Slide
De rechter beslist
Van politie, via officier...naar de rechter!
Slide 10 - Slide
Belangrijkste personen
De verdachte geholpen door een advocaat.
De officier van jusititiedie wil bewijzen dat de verdachte schuldig is.
De rechter die beslist of de verdachte schuldig is en wat voor straf hij krijgt.
Slide 11 - Slide
Wie is wie?
Verdachte
Rechter
Advocaat
Getuige(n)
Pers
Publiek
Officier van Justitie
Griffier
Officier van Justitie
Getuige(n)
Verdachte
Advocaat
Griffier
Rechter
Pers
Publiek
Slide 12 - Slide
Hoe verloopt
een rechtszaak?
Slide 13 - Slide
1.
De opening
Controleren van jouw gegevens
Slide 14 - Slide
2.
De aanklacht
De officier van justitie leest de aanklacht (=tenlastelegging) voor
Slide 15 - Slide
3.
Het verhoor van de verdachte
Eerst zelf vertellen wat er is gebeurd. Dan ondervragen de rechters, de officier van justitie en je eigen advocaat jou.
Slide 16 - Slide
4.
Het getuigenverhoor
Mensen die iets gehoord of gezien hebben dat met de zaak te
maken kan hebben. Getuigen mogen niet liegen.
Slide 17 - Slide
5.
De officier van justitie zet na de ondervragingen alles nog even op een rijtje en komt met de strafeis
Slide 18 - Slide
6.
Het pleidooi
Jouw advocaat gaat jou verdedigen en vraagt om vrijspraak of een lichte straf. Soms doet de verdachte zelf zijn verdediging
Slide 19 - Slide
7.
Het laatste woord
Als verdachte heb je altijd het laatste woord. Je kunt ook nog iets zeggen over de strafeis van de officier
Slide 20 - Slide
8.
De uitspraak
De rechter vertelt of je schuldig of onschuldig bent en welke straf hij wil geven. Meestal is de uitspraak of het vonnis pas later
Slide 21 - Slide
Rechter geeft straf
geldboete
(voorwaardelijke) gevangenisstraf
taakstraf
Slide 22 - Slide
TBS (terbeschikkingstelling)
- iemand kan niet verantwoordelijk gehouden worden voor zijn daad (hij moet behandelt worden in een TBS-kliniek) Bijvoorbeeld heel agressieve daders of kinderverkrachters
Slide 23 - Slide
Van wie is de volgende uitspraak? ''Ik veroodeel de dader tot drie jaar gevangenisstraf.''
A
Rechter
B
Getuige
C
Verdachte
D
Officier van justitie
Slide 24 - Quiz
Van wie is de volgende uitspraak? ''Ik heb het zelf gezien!''
A
Rechter
B
Verdachte
C
Officier van justitie
D
Getuige
Slide 25 - Quiz
Van wie is de volgende uitspraak? "Ik heb het echt niet gedaan"
A
Officier van justitie
B
Verdachte
C
Rechter
D
Getuige
Slide 26 - Quiz
Van wie is de volgende uitspraak? ''Ik vind dat deze mevrouw een hoge straf verdient.''