Law and order les 3

WELCOME

Take your reading book and read 10 min
timer
10:00
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

WELCOME

Take your reading book and read 10 min
timer
10:00

Slide 1 - Slide

What do we know?
What do you want to know?

Slide 2 - Slide

Today
  • Homework SOM T3 ex 5,6,7,8,9,10,12 WB A
  • Grammar
  • work
  • Reading (readfile)
  • Listening
  • work
  • Homework nexttime

Slide 3 - Slide

Questions?
Homework??

Slide 4 - Slide

Simple Past

  • Je gebruikt de Simple Past om aan te geven dat een handeling in het verleden is begonnen en geeindigd.
  • Er staat vaak een tijdsbepaling in de verleden tijd in de zin.

     I saw him at the station yesterday night.

  • Bij regelmatige werkwoorden krijg je werkwoord + ed
  • Bij onregelmatige werkwoorden gebruik je de 2e rij van de     lijst onregelmatige werkwoorden.

     I went to a public primary school when I was ten.


Slide 5 - Slide

Present Perfect

  • Je gebruikt de Present perfect als een handeling in het verleden begon maar nog niet afgesloten is.
  • Je gebruikt deze tijd ook als je het resultaat van de handeling nog kunt zien.

  • I have lived in London since 1980.
  • She can't write, because she has broken her arm.

Slide 6 - Slide

  • Vaak staat er een signaalwoord in de zin, zoals for, yet, never, ever, just, always, since  (fyne jas)
  • Je gebruikt een vorm van 'to have' ( has, have) + voltooid deelwoord.
  • Bij regelmatige werkwoorden krijg je ww. +ed
  • Bij onregelmatige werkwoorden gebruik je de 3e rij van de lijst.
  • Look at that mess! There has been an accident.
  • I have always wanted to visit Scotland.
  • She has never seen that movie before.
  • Do exercises 12 and 13 on page 62 wb.

Slide 7 - Slide

Grammar: Both, Each, All, Every and None page 43 tb.

  • Both fugitives were captured bij the police.
  Je gebruikt both (beide) bij twee personen, dieren of dingen.
  Bij both staat het zelfstandig naamwoord in het meervoud.

  • He has a small tattoo on each arm. 
   Je gebruikt each (elke) bij twee of meer personen, dieren of     dingen. Het zelfstandig naamwoord staat in het enkelvoud.

Slide 8 - Slide

The criminal admitted to all charges.
The suspect burgled nearly every house in the street.
None of the missing jewels were recovered.
  • All (alle,allemaal), every (iedere) of none (geen, niet één)
  • gebruik je bij drie of meer personen, dieren of dingen.

He held a glass in each hand.
There was police on every corner.
  • Let op! Each gebruik je om nadruk te leggen op individuele dingen. Every , om nadruk te leggen op het geheel.


Do ex. 25+26

p. 70 wb.

Slide 9 - Slide

If and When
  • If betekent "als". Je gebruikt if als je nog niet zeker weet of iets gaat gebeuren of om een voorwaarde aan te geven.
  • You can still catch the train if you leave right now.


  • When betekent "toen" of "wanneer". Je gebruikt when als je zeker weet dat iets gaat gebeuren.
  • I'll visit you when I'm in England next month.    Do ex. 27+28

Slide 10 - Slide

make ex 13 WB A
timer
8:00

Slide 11 - Slide

0

Slide 12 - Video

Social media are solving crimes

Read the text on page 40 textbook

Do exercise 19 and 20 on page 66 workbook

Slide 13 - Slide

Study Stone 8 and 9 page 42 textbook

Do exercises

21, 22, 

on page 67- 68 of your workbook

Slide 14 - Slide

HOMEWORK
Make ex 13,, 19,20,21, 22 WB A

Learn vocab A,B,C,D p45-46 txtb!!!
See you

Slide 15 - Slide