Thema 4 - Basisstof 1

1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Programma:



  • Wat weet je al van het onderwerp? (Check je kennis)
  • Check in
  • Introductie thema (uitleg)
  • Zelfstandig werken

Lesvraag:

  • In welke rijken worden organismen onder verdeeld?

Slide 2 - Slide

BK1B:



Check in?
A
groene smiley
B
oranje smiley
C
rode smiley

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een organisme?
A
Levend wezen
B
planten
C
dieren
D
schimmels

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions


Slide 5 - Open question

This item has no instructions


Is dit een dierlijke of plantaardige cel?
A
Dierlijk
B
Plantaardig

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Hebben dierlijke cellen een celwand?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

De plantencel is stevig door
A
de celmembraan
B
de celwand
C
de vacuole
D
de celwand en vacuole

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Welke cel heeft bladgroenkorrels?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Geen van beiden

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat kan je al zeggen over de kenmerken van een plantaardige en dierlijke cel?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Ordenen
Ordenen betekent indelen of sorteren. Dit doe je om overzicht te krijgen bijvoorbeeld de boekenkast ordenen op kleur.

Binnen de biologie ordenen we de grote groep organismen in vier rijken. We kijken hiervoor naar de celkenmerken. 
Organismen

cel
eigenschappen
Dieren





Planten





Schimmels





Bacterien





Celkern
Celwanden
Bladgroenkorrels
Een organismen is een levend wezen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Ordening
Organismen worden onder verdeeld (geordend) in 4 groepen (of rijken). Een rijk kan weer verder worden verdeeld in stammen. Bij het ordenen worden kenmerken van cellen gebruikt. Deze kenmerken zijn:
celkernen, celwanden en bladgroenkorrels

Bacterieen zijn de enige groep die geen celkern bezit.
Bacterieen zijn ééncellig: ze bestaan maar uit een cel. 

Bacterien planten zich voort door deling: de cel deelt zich en er ontstaan dan twee kleinere cellen. Deze cellen groeien snel tot ze even groot zijn als de oorspronkelijke cel.

Bacterieen klinken vies maar ze kunnen ook heel nuttig zijn. Zo worden er bacterieen gebruik voor het mken van voedingsmiddelen bijvoorbeeld voor yoghurt. Ook in ons lichaam hebben we goede bacterieen. Als je geen bacterieen in je darmen zou hebben, zou je bijvoorbeeld sterk vermageren. 
Daarnaast ruimen bacterien in de natuur dode organisme op, ze voeden zich hier namelijk mee.

Ziekten die worden veroorzaakt door bacterieen zijn er natuurlijk ook. Deze ziekten kunnen vaak bestreden worden met antibiotica (pencilline)
Schimmels hebben celkernen in de cellen.
Omn de cellen zitten celwanden.
Schimmels hebben geen bladgroenkorrels.
Schimmels zijn opgebouwd uit lange, dunne draden: de schimmeldraden.  Op een beschimmelde boterham kun je de schimmeldraden, als pluis zien. 

Schimmels planten zich voort door middel van sporen. Sporen kunnen onstaan aan het eind van de schimmeldraden die omhoog groeien.

De meeste schimmels voeden zich met dode resten van organismen. Een belangrijke functie van schimmels is de resten van dode organismen opruimen inn de natuur. 

Schimmels kunnen ook voedsel bederven of ziekten veroorzaken bij mensen, plant en dieren. Een bekend voorbeeld is zwemmerseczeem. 
Daarnaast worden er ook schimmels gebruikt voor het maken van voedingsmiddelen zoals: brood, bier, wijn of schimmelkaas.
Het plantenrijk, is de enige groep organismen waarvan de cellen bladgroenkorrels bevatten.

Het plantenrijk kan je verder verdelen in twee stammen: sporenplanten en zaadplanten.
Bij de indeling van deze twee stammen gebruiken we de manier van voortplanting als kenmerk. 

Sporenplanten: planten zich voort door middel van sporen, Deze planten hebben geen bloemen. Er zijn twee soorten sporenplanten: mossen en varens. 
Bij mossen ontstaan de sporen in sporendoosjes, die op een stengel boven de bladeren uit steken.
Bij varens ontstaan de sporen in sporenhoopjes aan de onderkant van de bladeren.

Zaadplanten: Bij zaadplanten vindt voortplanting plaats door middel van zaden. De zaden ontstaan in bloemen. De meeste planten die je kent, zijn zaadplanten.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandig werken
Thema 3 Ordening
3.1 Organismen ordenen
Opdracht 1, 2, 3, 4, 5

Klaar: opdracht 6 en 7

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

In welke vier rijken worden organismen verdeeld?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions