Paragraaf 7.4: meervouden op -s, -en en -ën

Paragraaf 7.4: meervouden op -s en -en
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Paragraaf 7.4: meervouden op -s en -en

Slide 1 - Slide

laatste letter: -t of -d
Je leert meervouden spellen.
meervoud: wat is het en hoe spel je het?
Moeilijkheden
Nederlands
Hebben we alle doelen behaald?
Afmaken opdrachten
Leesboek kiezen!

Slide 2 - Slide

Lesdoel

Je leert meervouden spellen.

Slide 3 - Slide

Vorige les
Laatste letter: -t of -d

Welke regels zijn er om te weten wat de laatste letter moet zijn?

Slide 4 - Slide

Woord van de week

1. betekenis
2. zin maken

Slide 5 - Slide

Meervouden
Als er van iets één is, noem je dat enkelvoud. Als er van iets meer dan één is, noem je dat meervoud. 

Weten jullie voorbeelden van enkelvoud en meervoud?

Slide 6 - Slide

Zo maak je een meervoud
Een meervoud maak je meestal door -en of -s achter het woord te zetten:

vriend --> vrienden
krant --> kranten
tafel --> tafels
wielrenner --> wielrenners

Slide 7 - Slide

Meervouden
Let op: soms moet je daarnaast nog

- Een -f in een -v veranderen 
Brief --> brieven; duif --> duiven

- Een -s in een -z veranderen
Gans --> ganzen; paleis --> paleizen

Slide 8 - Slide

Meervouden
Let op: soms moet je daarnaast nog

- De laatste letter (medeklinker) verdubbelen
jas -> jassen; pit --> pitten

- Een a, e, o of u (klinker) weghalen
muur --> muren; heer --> heren

Slide 9 - Slide

Dus:
Enkelvoud = Één
Meervoud = Meer dan een
+en
+s
+ën
-F veranderd in v
-S veranderd in z
-Medeklinker verdubbelt
-Klinker wordt weggehaald

Slide 10 - Slide

Vragen?

Slide 11 - Slide

Even checken of jullie het begrepen hebben....

Slide 12 - Slide

Als de klemtoon op de laatste lettergreep valt
A
komt er alleen een -n achter
B
eindigt het meervoud op -s
C
komt er -ën achter bij een meervoud
D
komt er bij meervoud -eeën achter

Slide 13 - Quiz

Welke meervoudsregel hoort erbij?


pandemie
A
meervoud op -ën
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s
D
geen meervoud

Slide 14 - Quiz

Welk meervoud hoort hierbij?


olie
A
meervoud op -en
B
meervoud op -n met op de e een "(trema)
C
meervoud op -'s
D
Meervoud op -ën

Slide 15 - Quiz

Welk meervoud hoort hierbij?


kolonie
A
meervoud op -n met op de e een "(trema)
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s
D
Meervoud op -ën

Slide 16 - Quiz

Welke meervoudsregel hoort erbij?



bijles
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s
D
meervoud op -ën

Slide 17 - Quiz

In welke gevallen schrijf je -en- in een samenstelling?
A
wanneer het eerste woord een meervoud heeft op -en én -s
B
wanneer het eerste woord geen meervoud heeft
C
wanneer je een -s- hoort wanneer je de samenstelling uitspreekt
D
wanneer het eerste woord een meervoud heeft op -en

Slide 18 - Quiz

Welke meervoudsregel hoort erbij?



bikini
A
meervoud op -ën
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 19 - Quiz

Welke meervoudsregel hoort erbij?


ego
A
meervoud op -ën
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 20 - Quiz

Aan het werk
Cursus 7 
Paragraaf 4
Opdracht 2, 4, 5, 6

Klaar? Je zoekt een nieuw leesboek uit
timer
15:00

Slide 21 - Slide

Wat hebben we geleerd?

Ik weet het verschil tussen enkelvoud en meervoud.
Ik kan meervouden op -en en -s spellen.

Slide 22 - Slide

Hebben we alle doelen behaald?


Wat is nog moeilijk?
Wat gaat al goed?

Slide 23 - Slide

Huiswerk
Afmaken opdrachten

Uitzoeken leesboek voor boek 3

Slide 24 - Slide