GT4 SS Theme 1 grammar 2 en 3

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3,4

                                           

                                  Stepping Stones  GT4 

                               Theme 1 Grammar 2 & 3

Doel van deze les-> Theme 1

grammar 2/3

1. Ik kan de hulpwerkwoorden in het Engels opnoemen
   
2. Ik kan een zin vragend maken maken in het Engels mbv hulpwerkwoorden
3. Ik kan ontkennende vragen maken 

Welke hulpwerkwoorden in het Engels
ken jij nog van vorig jaar?
vb. to be = zijn
can = kunnen

                        Hulpwerkwoorden

could

would

should

must

may

might

can

have/has

Be: am is are was were

Bij hww kijk je naar de zin of vraag en antwoord je met datzelfde werkwoord

vb> He is ill-> he isn't ill

They would help me if they could

They wouldn't help me if they could

They are happy -> they aren't happy

maak de zin vragend
he is a nice boy

Celia can play the guitar

They like children

Bij de hulpwerkwoorden : could, would, should, must, may, might, can, have, BE: am, is , are, was, were

gebruik je hetzelfde werkwoord om een vraag of ontkenning te maken

Bij ALLE andere ww heb je to do nodig om een vraag of ontkenning te maken

vb. She likes dogs  het hele ww = like dit is geen hww

dus heb je do nodig om een vraag of ontkenning te maken

Does she like dogs?

maak vragend
The children always run to school

stap 1-> zoek het ww = run -> dit is GEEN hww dus heb je do nodig

The children kun je vervangen door they

Do the children always run to school?

als je deze zin vragend ontkennend wil maken maak er don't  van dus:

Don't the children always run to school?

maak vragend:
He went to school

He went to school

stap 1 -> in welke tijd staat de zin? verleden tijd 

stap 2-> zoek het ww = went

stap 3-> wat is het hele ww? -> go

stap 4-> is dit een hww? nee dus je hebt do nodig maar wel in de vt -> did

Did he go to school? 

als je do of did hebt gebruikt dan is het ww daarna altijd het hele ww 

maak deze nu vragend ontkennend
Did he go to school?

maak vragend
She sometimes goes by bus

She sometimes goes to school

stap 1 -> in welke tijd staat de zin? TT

stap 2 -> wat is het hele ww? GO

stap 3 -> is dit een hww? nee dus heb je do nodig

Does she sometimes go to school? je gebruikt het hele ww na do/does

maak nu vragend ontkennend
Does she sometimes go to school?

maak vragend ontkenndn
Peter ate a sandwich

Peter ate a sandwich

stap 1 -> in welke tijd staat de zin? VT

stap 2 -> wat is het hele ww? eat

stap 3-> is dit een hww? nee dus je hebt do nodig

stap 4 -> welke persoon zie je? Peter = he

stap 5 -> maak de zin vragend en daarna vragend ontkennend

Does he eat a sandwich?

Doesn't Peter eat a sandwich?

maak vragend ontkennend
Sheila should go to the doctor
Ryan gave Sheila a kiss

Sheila should go to the doctor

stap 1 ->welke tijd of hww? ja -> should is hww

stap 2 -> maak vragend -? should Sheila go to the doctor?

stap 3->maak vragend ontkennend -> shouldn't Sheila go to the doctor?

Ryan gave Sheila a kiss

stap 1 -> welke tijd? VT

stap 2 -> wat is het hele ww? give -> is geen hww dus do nodig

stap 3-> Ryan is een  dus he dus -> 

vragend -> Did Ryan give Sheila a kiss?

vragend ontkennend> Didn't Ryan give Sheila kiss

maak vragend ontkennend
The boys sat on a bench during the break

The boys sat on a bench during the break

stap 1 -> tijd= vt 

stap 2 -> hele ww = sit -> geen hww dus do nodig = did

stap 3->the boys = they

vragend = did the boys sit on the bench during the break

vragend ontkennend = Didn't the boys sit on a bench during the break