What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Das Wörterbuch benutzen - DU-NL
Das Wörterbuch benutzen
1 / 44
next
Slide 1:
Slide
Duits
MBO
Studiejaar 2
This lesson contains
44 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
25 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Das Wörterbuch benutzen
Slide 1 - Slide
Kijk mee!
Kijk naar het filmpje en let goed op...
Er volgen zo meteen vragen over de inhoud van het filmpje.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
1. Welk van de onderstaande woorden vind ik WEL in het woordenboek?
A
afkortingen
B
verkleinwoord
C
zelfstandig naamwoord - enkelvoud
D
zelfstandig naamwoord - meervoud
Slide 4 - Quiz
Zet in de goede alfabetische volgorde":
S W F U D X
Slide 5 - Open question
Zet op volgorde:
Freispruch - freundlich -fressen - freuen
Slide 6 - Open question
Wie heißt du?
Welk woord vind je zo niet in het woordenboek?
A
wie
B
heißt
C
du
Slide 7 - Quiz
Wie heißt du?
Welk woord vind je zo niet in het woordenboek?
A
wie
B
heißt
C
du
Slide 8 - Quiz
Ein Teller heiße Suppe?
Welk woord vind je zo niet in het woordenboek?
A
Teller
B
heiße
C
Suppe
Slide 9 - Quiz
Pferde sind größer als Schweine.
Welk woord vind je zo niet in het woordenboek?
A
sind
B
größer
C
Schweine
Slide 10 - Quiz
2. De dame in het filmpje heeft het over de infinitief van een werkwoord. Wat is een infinitief eigenlijk?
A
vervoeging
B
de stam van een werkwoord
C
de ik-vorm
D
het hele werkwoord
Slide 11 - Quiz
3. Er wordt steeds gesproken over de context. Wat is de context?
A
betekenis
B
samenhang
C
verband
D
achtergrond
Slide 12 - Quiz
Wat is de infinitief van het werkwoord in de zin?
De infinitief is het hele werkwoord.
Slide 13 - Slide
11. Die Parkzeit ist unbegrenzt.
Wat is het hele werkwoord van 'ist' ?
A
ist
B
sein
C
sind
Slide 14 - Quiz
12. Es gibt hier kein Kino.
Wat is het hele ww van 'gibt'?
A
gieben
B
gaben
C
geben
Slide 15 - Quiz
13. Er trägt eine schöne Jacke.
Wat is het hele ww van 'trägt'?
A
trägen
B
tragen
C
trugen
Slide 16 - Quiz
15. Er macht die Menschen neugierig.
Wat is het hele ww van 'macht'
Slide 17 - Open question
Wat zoek je in het woordenboek op als je een werkwoord zoekt?
A
de vorm die in de tekst staat
B
het hele werkwoord
Slide 18 - Quiz
Dat was de infinitief.
Dan gaan we verder met de zelfstandige naamwoorden.
Slide 19 - Slide
Zoek de vertaling van de volgende woorden op in het woordenboek.
Slide 20 - Slide
16. Meister
Schrijf betekenis nummer 1 op.
Slide 21 - Open question
Meerdere betekenissen
Als een trefwoord duidelijk verschillende betekenissen heeft, worden de vertalingen genummerd met 1, 2 enz.
Kies de vertaling die het beste in de context past.
Slide 22 - Slide
17. Verwaltung
Schrijf betekenis nummer 1 op.
Slide 23 - Open question
18. Parkschein
Welk lidwoord staat ervoor?
Slide 24 - Open question
19. Absatz
Wat is de betekenis van dit woord als het gaat over het thema leesvaardigheid?
Slide 25 - Open question
20. bestätigt
Schrijf de betekenis op van de infinitief in het NL (alleen eerste woord).
Slide 26 - Open question
Samengesteld zelfstandig naamwoord
Dit is een zelfstandig naamwoord dat eigenlijk uit twee woorden bestaat: Beruf + Wechsel.
Deze woorden staan niet als één woord in het woordenboek, maar apart van elkaar.
Slide 27 - Slide
Uit welke twee woorden bestaan de volgende samengestelde zelfstandig naamwoorden?
Slide 28 - Slide
21. Berufswechsel
Slide 29 - Open question
22. Polizeipraktikum
Slide 30 - Open question
23. Kindheitstraum
Slide 31 - Open question
Signaalwoorden
Een signaalwoord is een verbindingswoord.
Zorg dat je de lijst uit TEAMS (zie P2) download.
Leer deze lijst goed voor je examen!!
Slide 32 - Slide
4. Welke van de volgende woorden is GEEN signaalwoord?
A
oder
B
doch
C
aber
D
mit
Slide 33 - Quiz
Wat is de vertaling van de volgende signaalwoorden?
Slide 34 - Slide
5. aber
A
omdat
B
als
C
wanneer
D
maar
Slide 35 - Quiz
6. also
A
dus
B
want
C
daarom
D
of
Slide 36 - Quiz
7. heute
A
nu
B
vandaag
C
vroeger
D
later
Slide 37 - Quiz
8. zum Beispiel
Slide 38 - Open question
9. aber
Slide 39 - Open question
10. weil
Slide 40 - Open question
Tot zover de signaalwoorden.
Nu verder met de werkwoorden.
Slide 41 - Slide
Nog twee vragen:
Slide 42 - Slide
Wat heb je vandaag geleerd?
Slide 43 - Mind map
Welk cijfer denk je dat je gaat halen voor het examen Lezen?
Slide 44 - Mind map
More lessons like this
Das Wörterbuch benutzen - DU-NL
October 2021
- Lesson with
45 slides
Duits
MBO
Studiejaar 2
Woordenboekles
September 2024
- Lesson with
35 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
M41 - Wörterbuch - 1. Stunde
February 2024
- Lesson with
38 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
7. Juni 2024/Lesen und Wörterbuch
June 2024
- Lesson with
31 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2,3
Wörterbuch
September 2023
- Lesson with
31 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
HNE Duits M2 Wörterbuch und lesen
June 2024
- Lesson with
33 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
M41 - Wörterbuch - 2. Stunde
February 2023
- Lesson with
30 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Goha3- Wörterbuch - 1. Stunde
January 2023
- Lesson with
43 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4