herhaling domein wereld

Minder welvarend land
Welvarend land
1 / 29
next
Slide 1: Drag question
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Minder welvarend land
Welvarend land

Slide 1 - Drag question

Wat zijn 2 nadelen van het gebruik van het BBP om landen economisch met elkaar te vergelijken?

Slide 2 - Open question

Welvaart
Welzijn
BBP/ hoofd
Koopkracht
Verdeling beroepsbevolking
Levensverwachting
Alfabetiseringsgraad
VN ontwikkelingsindex

Slide 3 - Drag question

Gebruik de atlas, statistiek wereld (online bosatlas). Gebruik de kolom werken. Kijk naar de verdeling van de beroepsbevolking. Zet deze landen op volgorde van arm naar rijk: Kameroen, Israël, Mozambique, Ivoorkust

Slide 4 - Open question

Bekijk de leeftijdsdiagram van India. In welke fase van het demografisch transitiemodel zit deze leeftijdsdiagram?
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4

Slide 5 - Quiz

Welke fase van het transitiemodel?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 6 - Quiz

Welke fase van het transitiemodel?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quiz

In deze diagram is er
sprake van een...?
A
hoge demografische druk
B
lage demografische druk
C
een gemiddelde demografische druk

Slide 8 - Quiz

Hoge groene druk
Hoge grijze druk
Armer land
Rijk land
Fase 3 Demografische transitie
Fase 4 Demografische transitie
In de toekomst een tekort aan arbeiders
In de toekomst een overschot aan arbeiders
Zeer laag geboortecijfer
Dalend geboortecijfer

Slide 9 - Drag question

Beschrijf het spreidingspatroon van de bevolking in Japan.

Slide 10 - Open question

Geef hier vervolgens een fysisch-geografische oorzaak voor.

Slide 11 - Open question

Vanuit welke dimensies is de migratie van Afrika naar Europa te verklaren?
A
Economisch en sociaal-cultureel
B
demografisch en politiek
C
Politiek en fysisch
D
politiek en economisch

Slide 12 - Quiz

Welk antwoord verklaart de natuurlijke bevolkingsgroei vanuit de demografische dimensie?
A
een laag opleidingsniveau
B
armoede
C
een jonge leeftijdsopbouw

Slide 13 - Quiz

2 beweringen

1. Een wereldstad heeft meer dan 10 miljoen inwoners
2. Een megastad is altijd een wereldstad
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, bewering 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, bewering 2 is juist

Slide 14 - Quiz

Waaruit bestaat het exportpakket van een land uit de periferie vooral?
A
hoogwaardige industrieproducten
B
grondstoffen
C
halffabrikaten
D
financiële en zakelijke diensten

Slide 15 - Quiz

2 beweringen:
1. Bij de indeling van de wereld in cultuurgebieden wordt vooral gelet op taal en godsdienst
2. Diffusie zal sneller verlopen in de periferie dan in de semi-periferie
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, bewering 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, bewering 2 is juist

Slide 16 - Quiz

In de opkomende economieën is er bij de demografische druk vooral sprake van
A
vergroening
B
vergrijzing

Slide 17 - Quiz

2 beweringen
1. In rijke landen is het verstedelijjkingstempo erg hoog de laatste 30 jaar
2. De verstedelijklngsgraad is in de semi-perifere landen groter dan in de perifere landen

A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, bewering 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, bewering 2 is juist

Slide 18 - Quiz

Welk antwoord is GEEN oorzaak van de groei van de steden in de derde wereld
A
urbanisatie
B
suburbanisatie
C
uitbreiding van de stad
D
natuurlijke bevolkingsgroei

Slide 19 - Quiz

Gebruik bron 1. Geef aan
− welke positie Australië inneemt in het wereldsysteem;
− waarin het exportpakket van Australië afwijkt van dat
van de meeste landen met een vergelijkbare positie
in het wereldsysteem.

Slide 20 - Open question

Welke zin beschrijft de oorzaak van tijd-ruimtecompressie?
A
De relatieve afstand is afgenomen door communicatie- en transporttechnologie
B
De afstand is minder belangrijk dan vroeger
C
De afstand is veranderd doordat de productie over de hele wereld is verspreid
D
De afstand is veranderd door een nieuwe manier van denken

Slide 21 - Quiz

Gebruik de bronnen. De productieketen van
cacao wordt in bron 1 opgesplitst in drie
onderdelen. Dat kun je ook doen voor de
productieketen van katoen. Noteer de cijfers 1 tot en
met 5 uit onderstaand schema op je antwoordblad.
Schrijf achter elk cijfer waar dat onderdeel van de productieketen
vooral plaatsvindt: in het centrum, de semiperiferie of de periferie.

Slide 22 - Open question

Gebruik de bron.
In de productieketen van koffie is sprake
van een mondiale centrum- periferierelatie.
Toon dit aan met behulp van de bron.

Slide 23 - Open question

Wat is internationale arbeidsverdeling,
A
Producten worden zo dichtbij mogelijk gemaakt
B
Producten worden gemaakt waar ze dit het beste kunnen
C
Producten worden gemaakt waar ze dit het goedkoopste kunnen
D
Dit komt door nieuwe technologieën.

Slide 24 - Quiz

Bij uitschuiving ging het vooral om
A
productie van laagwaardige industrieproducten
B
productie van landbouwproducten
C
productie van technologisch hoogwaardige producten

Slide 25 - Quiz

Culturele globalisering heeft twee effecten: homogenisering en heterogenisering.

Om welk effect gaat het bij 'amerikanisering'?

A
Homogenisering
B
Heterogenisering

Slide 26 - Quiz

Welke van deze 4 manieren geldt niet voor de migratie van Afrika naar Europa?
A
Verschil in welvaart
B
Verschil in leeftijdsopbouw
C
Verbetering transport- en communicatie tech.
D
Ontschotting tussen landen

Slide 27 - Quiz

Wat waren de twee belangrijkste redenen voor Groot-Brittannië om India te koloniseren?
A
1. slaven 2. vestigingsgebied voor Britten
B
1. afzetmarkt 2.grondstofbehoefte
C
1. grondstofbehoefte 2. slaven
D
1. vestigingsgebied voor Britten 2.afzetmarkt

Slide 28 - Quiz

Wat voor soort kolonie was India?
De-industrialisatie VK leidde tot regionale ongelijkheid. Leg dit uit!
Waarom is braindrain goed en slecht voor India?
Waarom is India voor bijvoorbeeld Amerikaanse bedrijven een gewilde vestigingsplaats? (economisch, demografisch en sociaal-cultureel)

Slide 29 - Open question