This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Nederlands
Lezen H4: Signaalwoorden
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Tekstverbanden: Uitleg
Een schrijver wil van een tekst één geheel maken.
Zinnen en alinea's worden daarom vaak aan elkaar geplakt met speciale woorden.
Die woorden noemen we in een leestekst signaalwoorden.
Met zo'n signaalwoord begint een tekstverband. Het signaalwoord bepaalt wat de schrijver met het tekstverband wil aangeven.
Slide 4 - Slide
https:
Slide 5 - Link
Hoe noem je woorden die wijzen op een verband tussen zinnen of alinea’s?
A
trefwoorden
B
synoniemen
C
signaalwoorden
D
uitdrukkingen
Slide 6 - Quiz
Hoe mag je signaalwoorden ook noemen?
A
verbindingswoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden
Slide 7 - Quiz
Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen
Slide 8 - Slide
Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen
Slide 9 - Quiz
Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie
Slide 10 - Quiz
Welk tekstverband herken je in het volgende stukje tekst?
En iemand moet de eerste zijn, redeneert Elkadiri. "Ik vind de vaccinatie niet eng, de dingen er omheen vind ik spannender." Want ze beseft dat alle ogen morgenochtend op haar gericht zijn.
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
Slide 11 - Quiz
Welk tekstverband herken je in het volgende stukje tekst?
'Elkadiri en de andere 'eersten' krijgen het vaccin van Pfizer en BioNTech. Het wordt toegediend door GGD Hart voor Brabant. Ook in de regio's Rotterdam en Utrecht begint de inenting.