Opdracht 1
a scheidingslijn
b landsgrens, boomgrens, taalgrens, natuurlijke grens, kunstmatige grens, harde grens, zachte grens, open grens, gesloten grens
c Bijvoorbeeld: sneeuwgrens, gemeentegrens, provinciegrens, pijngrens.
d Eigen antwoord, bijvoorbeeld: gemeentegrens, grens schoolplein, leeftijdgrens.