Hoe gebruik je de wetenschappelijke onderzoeksmethode?
1 / 51
next
Slide 1: Slide
BiologieSecundair onderwijs
This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Hoe gebruik je de wetenschappelijke onderzoeksmethode?
Slide 1 - Slide
Zet de stappen van de wetenschappelijke onderzoeksmethode in de juiste volgorde.
Slide 2 - Slide
Reflectie over het onderzoekt
Werkplan volgen en waarnemen
Hypothese formuleren
Besluit formuleren
Onderzoeksvraag formuleren
Benodigdheden bij elkaar zoeken
Informatie zoeken
Slide 3 - Drag question
De onderzoeksvraag.
Een onderzoek begint steeds met een goede OV. Bekijk volgend filmpje en lees daarna aan welke voorwaarden een goede OV moet voldoen.
Slide 4 - Slide
www.wezoozacademy.be
Slide 5 - Link
Slide 6 - Slide
De hypothese
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Ik denk dat deze struisvogels
A
gaan vechten.
B
een paar gaan vormen.
C
elkaar voorbij zullen lopen.
D
een nest gaan bouwen.
Slide 9 - Quiz
Een hypothese is een voorspellend antwoord op de onderzoeksvraag. Je bedenkt het op basis van informatie of vanuit je eigen ervaring en kennis. Het is meer dan een gokje wagen.
Bij elke onderzoeksvraag zijn meerdere hypothesen mogelijk.
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Benodigdheden
Je behandelt ze met zorg en plaatst ze na gebruik steeds netjes terug.
Slide 12 - Slide
Meettoestellen
Slide 13 - Slide
Welk meettoesel gebruik je om de massa van een snoepje te bepalen?
A
keukenbalans
B
personenbalans
C
weegbrug
Slide 14 - Quiz
Motiveer je keuze.
Slide 15 - Open question
Gebruikt het juiste meettoestel.
Let op het meetbereik
Let op de nauwkeurigheid van je meettoestel.
Slide 16 - Slide
De werkwijze is steeds een stappenplan.
Neem een kladblad en voer volgend stappenplan uit.
Gebruik het kader van volgend dia als basis.
Slide 17 - Slide
Teken deze kader met het grijze vlak al op je blad voor je aan het stappenplan begint. Je brengt de tekening mee naar de klas!
Slide 18 - Slide
stap 1
Teken een huis.
Slide 19 - Slide
stap 2
Zorg ervoor dat het huis twee verdiepingen heeft.
Slide 20 - Slide
stap 3
Teken een deur en drie ramen.
Slide 21 - Slide
stap 4
Zorg ervoor dat het huis een plat dak heeft.
Slide 22 - Slide
stap 5
teken het huis volledig in het grijze vak.
Slide 23 - Slide
Wat probeer ik jullie met deze oefening duidelijk te maken?
Slide 24 - Open question
Een werkwijze geeft stapsgewijs weer wat je moet doen. Zorg dat je geen stappen overslaat.
Lees de werkwijze volledig voor je aan de slag gaat!
Slide 25 - Slide
Waarneming
Een waarneming moet steeds objectief zijn.
Slide 26 - Slide
objectief =
Je geeft geen betekenis of mening over wat je waarneemt
Slide 27 - Slide
Wie doet hier de meest objectieve waarneming?
Slide 28 - Slide
Wie doet de meest objectieve waarneming? De persoon met ....
A
de laarzen
B
het gele kleedje
C
de zwarte lange broek
D
het groene kleedje
Slide 29 - Quiz
Slide 30 - Slide
Wat leert vorige dia je?
Slide 31 - Open question
De vaststelling
Hier verwoord je de waarneming. Je beschrijft wat je ziet of wat je gemeten hebt in woorden.
Je geeft nog geen antwoord op je OV of een verklaring voor wat er gebeurd is.
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
Noteer een vaststelling bij vorige dia.
Slide 34 - Open question
het besluit
Dat geeft een duidelijk antwoord op de onderzoeksvraag.
Slide 35 - Slide
Besluit ?
Slide 36 - Slide
Noteer nu een besluit bij dit experiment.
Slide 37 - Open question
de reflectie
De reflectie laat je stilstaan bij hoe je het wetenschappelijk onderzoek hebt uitgevoerd.
Wees eerlijk bij deze zelfevaluatie!
Slide 38 - Slide
Slide 39 - Slide
Test jezelf.
Slide 40 - Slide
Wat is er mis aan volgende OV? Een blikje cola light is lichter dan een blikje cola.
Slide 41 - Open question
Wat is er mis aan volgende OV? Is er water op de maan?
Slide 42 - Open question
Wat is er mis aan deze OV? Als er 10 kippen in mijn kippenhok zitten en die passeren dagelijks een blaffende hond, leggen die dan nog genoeg eieren om chocomousse voor vier personen te maken?
Slide 43 - Open question
Wat is er mis aan deze OV? Beschimmelen boterhammen snel?
Slide 44 - Open question
Je voert een onderzoek uit waarbij je een stukje piepschuim onder water duwt en weer loslaat. Welk is een goede hypothese?
A
Op het piepschuim werkt een opwaartse kracht.
B
Duw het stukje onder water en laat het vervolgens los.
C
Het piepschuim beweegt omhoog en drijft op het water.
D
Als je de piepschuim loslaat, dan komt het weer omhoog.
Slide 45 - Quiz
Jef zit met zijn vingers op zijn bank te trommelen. Deze waarneming is ....
A
objectief
B
een interpretatie
Slide 46 - Quiz
Mieke let niet op tijdens de les. Deze waarneming is:
A
objectief
B
een interpretatie
Slide 47 - Quiz
Juul is boos en ergert zich. Deze waarneming is:
A
objectief
B
een interpretatie
Slide 48 - Quiz
OV: Wat zal er gebeuren met gummy snoepjes (bevatten gelatine) die een dag in het water liggen?
Experiment: je legt een gummy beertje gedurende 12u in water.
Slide 49 - Slide
OV: Wat zal er gebeuren met een gummy snoepje dat een dag in het water ligt? Wat is een mogelijke vaststelling?
A
Na een dag in het water zwelt het snoepje op.
B
Na een dag in het water zwelt het gummybeertje op.
C
Het snoepje bevat suiker en gelatine. Gelatine kan goed water opnemen.
D
Ik denk dat het snoepje gaat ontploffen.
Slide 50 - Quiz
OV: Wat zal er gebeuren met een gummy snoepje dat een dag in het water ligt?
Wat is een mogelijk besluit?
A
Na een dag in het water zwelt het snoepje op.
B
Na een dag in het water zwelt het gummybeertje op.
C
Het snoepje bevat suiker en gelatine. Gelatine kan goed water opnemen.