Argumenteren basis les 2

door Jolien de Kock
Onderwerp: stelling/standpunt/argument
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

door Jolien de Kock
Onderwerp: stelling/standpunt/argument

Slide 1 - Slide

Doelen van deze les
-Je kunt een stelling/standpunt en argumenten van elkaar onderscheiden
-Je kunt benoemen wat een argument sterk maakt en wat een argument zwak maakt. 

Slide 2 - Slide

Terugblik huiswerk
Noem één van de argumenten uit de leestekst (werkblad)

Slide 3 - Open question

argumenten uit de leestekst
-Meer lezen = meer empathie
-Boeken zijn je vrienden (je hóéft niet zoveel)
-Je krijgt geen burn-out van lezen

Slide 4 - Slide

Een ander woord voor mening is standpunt.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

stelling
standpunt
argument
'Er moet meer geld naar de zorg.'
'Ik vind het een slechte zaak dat zorgpersoneel zo weinig verdient.'
'Meer geld voor zorgmedewerkers vergroot de kwaliteit van de zorg.'

Slide 6 - Drag question

Soorten argumenten 
Objectieve
- feitelijke argumenten (controleerbaar) 
Subjectieve
- niet-feitelijke argumenten (moeten vaak ondersteund worden)
Ook wel 'waarderende' argumenten genoemd. 

Slide 7 - Slide

Feitelijke argumenten zijn subjectief.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Feitelijke argumenten
-Gebaseerd op feiten. Deze zijn controleerbaar.
Bijvoorbeeld:
'De nieuwste iPhone is het goedkoopst wanneer je die bestelt op de website van TELE12. Dat blijkt uit informatie van drie vergelijkingssites.'

Slide 9 - Slide

Waarderende argumenten
-Gebaseerd op voorkeur, gevoel, opvattingen. 
Bijvoorbeeld:
'De nieuwste iPhone is het goedkoopst wanneer je die bestelt bij de winkel om de hoek. De service is daar heel goed en daarom ben je op lange termijn minder geld kwijt.'

Slide 10 - Slide

Noem een feitelijk argument:
'Ongezond eten moet duurder
worden.'

Slide 11 - Mind map

Noem een waarderend argument:
'Ongezond eten moet duurder
worden.'

Slide 12 - Mind map

Argumenteren?
-Zorg dat je een sterk argument aanvoert. Feitelijke argumenten en waarderende argumenten kunnen beiden sterk zijn, maar...
Laat zien dat je kennis hebt van/onderzoek hebt gedaan!

Slide 13 - Slide

Huiswerk
Maak het opdrachtenblad. Je gaat een argument sterk maken. 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide