Hoofdletters

programma:
1. Theorie: aantekeningen over hoofdletters
2. quizvragen over deze theorie
3. aan de slag met de weektaak 

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

programma:
1. Theorie: aantekeningen over hoofdletters
2. quizvragen over deze theorie
3. aan de slag met de weektaak 

Slide 1 - Slide

Welk woord krijgt een hoofdletter?
A
noorden
B
walvisstraat
C
kerstvakantie
D
hockey

Slide 2 - Quiz

Zijn de hoofdletters juist geplaatst?

44 mensen rijden richting het Oosten van Holland.
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quiz

Zijn de hoofdletters en leestekens juist geplaatst?

De coach riep naar de spits: "Jij neemt de penalty!"
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quiz

Een hoofdletter gebruik je:
1. aan het begin van de zin
2. bij eigennamen
3. bij bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid. Bijv. Belgische bonbons, Portugese koekjes etc.

Slide 5 - Slide

Noteer: Wanneer gebruik je geen hoofdletter?
1.Bij samenstellingen van religieuze feesten. Bijv. paasmaandag, kerstvakantie
2. Bij religies en stromingen en afleidingen daarvan: christendom, islamieten,
3. Bij windstreken: westen, zuiden, zuidwest
4. Bij namen van seizoenen, maanden en periodes: herfst, november, de ijstijd.

Slide 6 - Slide

Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens.

een 12-jarige jongen uit duitsland heeft afgelopen dinsdag de audi van zijn moeder in de prak gereden

Slide 7 - Open question

Welke bewering is waar?
A
Als een zin begint met een getal krijgt het woord dat volgt een kleine letter.
B
Je gebruikt aanhalingstekens bij het weergeven van gedachten.
C
Je gebruikt een kleine letter bij namen van bergen en rivieren.
D
Je gebruikt een kleine letter bij bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid.

Slide 8 - Quiz

Wat is juist?
A
Kerstboom
B
kerstboom

Slide 9 - Quiz

Wat is juist?
A
woensdag
B
Woensdag

Slide 10 - Quiz

Wat is juist?
A
meneer S. Van der Zee
B
meneer S. Van Der Zee
C
meneer S. van der Zee
D
meneer S. van der zee

Slide 11 - Quiz

Wat is juist?
A
goudse kaas
B
Goudse Kaas
C
Goudse kaas

Slide 12 - Quiz

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

ik blijf vandaag thuis omdat ik ziek ben

Slide 13 - Open question

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
mieke uit noord-brabant heeft veel dieren kippen schapen en honden

Slide 14 - Open question

Juist of onjuist:
engelse drop
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Juist of onjuist:
Mercedes
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Juist of onjuist:
Pieter Van Duinrade
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Wat is juist?
A
café Zeezicht
B
café zeezicht

Slide 18 - Quiz

Wat is juist?
A
lente
B
Lente

Slide 19 - Quiz

aan de slag
Allen 

3. Versterk jezelf: hoofdletters (3 oefeningen) 
4. Versterk jezelf werkwoordspelling (pvtt, pvvt, vd) > gebruik het schema achter in je boek.

5. Cambiumned: leestekens, werkwoordspelling of hoofdletters


Slide 20 - Slide