Verbanden

Deze les
- Introductie hoofdstuk (5 min)
- Uitleg lineair verband (5 min)
- Uitleg formules (5 min)
- Zelf aan de slag (tot 14:25)

1 / 58
next
Slide 1: Slide
WiskundeVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 5Leerroute 6

This lesson contains 58 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Deze les
- Introductie hoofdstuk (5 min)
- Uitleg lineair verband (5 min)
- Uitleg formules (5 min)
- Zelf aan de slag (tot 14:25)

Slide 1 - Slide

Lineair verband
- Formule gebruiken in berekening.
- Woordformule omschrijven naar letterformule.
- Tabel invullen bij formule.
- Grafiek tekenen bij tabel/formule.
- Formule opstellen (T)

Slide 2 - Slide

Lineair verband - algemeen
Een verband tussen twee variabelen waarbij steeds een gelijke toename of afname is.

Voorbeeld:
Sophie spaart voor een nieuwe telefoon. Ze heeft al 300 euro gespaard. Ze krijgt elke maand 15 euro zakgeld. 
Er komt dus elke maand 15 euro bij.

Slide 3 - Slide

Lineair verband - Formule
De formule heeft een standaardvorm:
Uitkomst = begingetal + hellingsgetal × invoervariabele
Voorbeeld:
Sophie spaart voor een nieuwe telefoon. Ze heeft al 300 euro gespaard. Ze krijgt elke maand 15 euro zakgeld. 
Er komt dus elke maand 15 euro bij.
Spaargeld in euro = 300 + 15 × tijd in maanden

Slide 4 - Slide

Lineair verband - tabel

Slide 5 - Slide

Lineair verband - grafiek

Slide 6 - Slide

Lineair verband - Formule
Sophie spaart voor een nieuwe telefoon. Ze heeft al 300 euro gespaard. Ze krijgt elke maand 15 euro zakgeld. 
Er komt dus elke maand 15 euro bij.
Spaargeld in euro = 300 + 15 × tijd in maanden
Hoeveel spaargeld heeft Sophie na een jaar sparen?
Een jaar = 12 maanden. Invullen:
Spaargeld in euro = 300 + 15 ×
12 = 180 euro

Slide 7 - Slide

Een formule is een soort machine.
Let op rekenvolgorde!            Haakjes - keer en delen - plus en min
Voorbeeld: Je zet de oven aan. In de oven is het al 20 ⁰C. Elke minuut komt er 10 ⁰C bij.
temperatuur in ⁰C = 20 + 10 x aantal minuten


Bijvoorbeeld bij 4 minuten: 

Slide 8 - Slide

Lineair verband - Formule

Vraag voor jullie: 
Na het bakken duurt het even voor de oven afkoelt.
De oven is gebruikt met 180 ⁰C.
Met de deur dicht koelt de oven af met 12 graden per minuut.
Formule:   temperatuur in ⁰C = 180 - 12 x aantal minuten

Hoe warm is de oven na 5 minuten?






Slide 9 - Slide

Lineair verband - Formule

Vraag voor jullie: 
Na het bakken duurt het even voor de oven afkoelt.
De oven is gebruikt met 180 ⁰C.
Met de deur dicht koelt de oven af met 12 graden per minuut.
Formule:   temperatuur in ⁰C = 180 - 12 x aantal minuten

Hoe warm is de oven na 5 minuten?
temperatuur in ⁰C = 180 -12 x 5 = 120 ⁰C





Slide 10 - Slide

Lineair verband - Evenredig

Bij een evenredig verband is het begingetal 0.
Voorbeeld: 
Boris gaat hardlopen. Hij loopt 100 meter per seconde. 
Formule
Afstand in meter = 100 × tijd in seconde

De variabelen staan met elkaar in verhouding
Als de tijd verdubbelt, dan verdubbelt de afstand ook.





Slide 11 - Slide

Lineair verband - Letterformule

Verander de woordvariabelen in één letter. Kies logisch!

Woordformule:
temperatuur in ⁰C = 180 - 12 x aantal minuten

Verander de woordformule in een letterformule.
= 180 -12 x a





Slide 12 - Slide

Zelf aan de slag (2 lessen)
Wat? 8.1A Formule
Hoe? Zelfstandig in Learnbeat
Hoe lang? Tot einde les
Volume. Zacht overleggen.
Muziek met koptelefoon/oortjes met playlist
Klaar? Nakijken
Zet in je plenda
Di 8 okt.
Af: 8.1A

Slide 13 - Slide

Deze les
- Terugblik formule - opgave 6
- Uitleg tabel
- Zelf aan de slag

Slide 14 - Slide

Opgave 6
Op een braderie wordt patat verkocht voor €2,- per portie. Voor de sauzen hoef je niet extra te betalen.
De eigenaar van de patatkraam heeft €50,- kosten gemaakt.
De winst die er gemaakt wordt, kun je berekenen met de woordformule
winst = aantal verkochte porties x 2 - 50
Hierbij is de winst in euro.
A. Bereken de winst (of verlies) wanneer er 10 porties verkocht worden.
B. Bereken hoeveel euro de winst is bij 90 verkochte porties.



Slide 15 - Slide

Uitleg - tabel
Een taxibedrijf komt voorrijden voor € 4.
Daarnaast betaal je € 3 per gereden km nadat je bent ingestapt.

FormuleBedrag in euro = 4 + 3 × afstand in km
Invullen: Bedrag in euro = 4 + 3 × 0 = 4
Bedrag in euro = 4 + 3 × 5 = 19

Afstand in km
0
5
10
15
20
25
Bedrag in euro
4
19

Slide 16 - Slide

Zelf aan de slag
Wat? 8.1B Tabel en grafiek
Hoe lang? Tot einde les
Volume. Zacht overleggen.
Klaar?
8.1A afmaken +
8.1A + B Nakijken
Zet in je plenda
Do 17 okt.
Af: 8.1B

Slide 17 - Slide

Deze les
- Terugblik tabel invullen
- Uitleg grafiek tekenen
- Zelf aan de slag
- Afsluiting 

Slide 18 - Slide

Terugblik - tabel
Tabel                                                      

Assenstelsel: Bovenste rij = horizontaal  ;         onderste rij = verticaal
Lengte as = hoogste waarde. Neem gelijke (logische) stappen.

Stappen bepalen.      Stappen in tabel of hoogste waarde : 10  logisch afronden.
Bij deze tabel: Horizontaal logisch: stappen van 5.
Verticaal 79 : 10 = 7,9. Dus stappen van 8 of 10.
Afstand in km
0
5
10
15
20
25
Bedrag in euro
4
19
34
49
64
79

Slide 19 - Slide

Uitleg - grafiek
Een taxibedrijf komt voorrijden voor € 4.
Daarnaast betaal je € 3 per gereden km nadat je bent ingestapt.

FormuleBedrag in euro = 4 + 3 × afstand in km
Invullen: Bedrag in euro = 4 + 3 × 0 = 0
Bedrag in euro = 4 + 3 × 5 = 19

Afstand in km
0
5
10
15
20
25
Bedrag in euro
4
19

Slide 20 - Slide

Bespreken opgave 
Bij een zwembad kun je een jaarabonnement nemen, met een vast bedrag per jaar en per keer dat je gaat zwemmen een flinke korting.

Hieronder zijn deze kosten voor drie zwembaden op een rij gezet.
Spetter: Kosten = 125 + 0,50 × aantal keer zwemmen
Plons: Kosten = 75 + 1,00 × aantal keer zwemmen
Waterpret: Kosten = 90 + 0,80 × aantal keer zwemmen
Vul de tabellen in.
Teken de grafieken in één assenstelsel.



Slide 21 - Slide

Bespreken opgave (T)
               Begingetal
                    Hellingsgetal
          Formule

Slide 22 - Slide

Bespreken opgave (T)
                            Begingetal = 2
                                               Hellingsgetal = 6 : 2 = 3
          Formule: 
                                                                     u = 2 + 3 × g

Slide 23 - Slide

Zelf aan de slag
Wat? 9.1A Formule
+ 9.1B Tabel en grafiek
+ 9.1C Formule opstellen (T)
+ 9.1D Extra oefenen 9.1
Hoe lang? Tot 14:25
Volume. Zacht overleggen.
Klaar? Nakijken + Leren SO

Slide 24 - Slide

Afsluiting
Morgen SO over 9.1 Lineair verband:
Formule gebruiken
Tabel invullen
Grafiek tekenen
Formule opstellen (T)

Slide 25 - Slide

Deze les
- Zelf aan de slag (tot 14:25) > Uitleg in groepjes


Ma 11 maart
Lesuur 6
Wiskunde
Laptop op tafel dicht

Slide 26 - Slide

Zelf aan de slag
Wat? Afmaken 9.1 + Leren SO 9.1
Hoe lang? Tot 14:25
Volume. Zacht overleggen, samen werken mag
Klaar? Verder leren voor het SO

Slide 27 - Slide

TOETS
Wat? SO 9.1 Lineair verband
Hoe lang? Tot 9:45
Volume. STIL t/m inleveren laatste toets.
Klaar? Stil iets voor jezelf
Di 12 maart
Lesuur 1
Wiskunde

Slide 28 - Slide

Deze les
- Bespreken SO (15 min)
- Uitleg kwadraten met quizje (10 min) 
- Zelf aan de slag (tot 14:25)


Ma 18 maart
Lesuur 6
Wiskunde
Laptop op tafel dicht

Slide 29 - Slide

Bespreken SO - 1
Lisanne heeft een prepaid telefoon. Ze heeft nog € 12,00 beltegoed.
Ze belt voor € 0,08 per minuut.
De formule die zij gebruikt om uit te rekenen hoeveel zij moet beltegoed zij nog over heeft, is:
Beltegoed in euro's = 12 - 0,08 × tijd in minuten

A. Schrijf de woordformule om naar een letterformule.
B = 12 - 0,08 × t
B. Bereken hoeveel beltegoed Lisanne nog heeft na 15 minuten bellen met haar moeder.
B = 12 - 0,08 × 15 = 10,80 euro


Slide 30 - Slide

Bespreken SO - 1
Tijd in minuten
0
30
60
90
120
150
Beltegoed in euro's
12
9,60
7,20
4,80
2,40
0

Slide 31 - Slide

Bespreken SO - 2
Een taxibedrijf komt voorrijden voor € 3,50.
Daarnaast betaal je € 2,25 per gereden km nadat je bent ingestapt.
De formule die de taxichauffeur gebruikt om jouw kosten te berekenen, is:
Kosten in euro's = 3,50 + 2,25 × afstand in km

Bereken de kosten wanneer je 20 km met de taxi rijdt.
Kosten in euro's = 3,50 + 2,25 × 20 = 48,50 euro



Slide 32 - Slide

Bespreken SO - 2


Hoe zie je aan de grafiek dat dit een
lineair verband is?
De grafiek is een rechte lijn
Afstand in km
0
10
20
30
40
Kosten in euro
3,50
26
48,50
71
93,50

Slide 33 - Slide

Bespreken SO - 3
Een wandelaar loopt gemiddeld 5 km per uur.
De afstand die de wandelaar aflegt, kun je dus berekenen met de formule:
Afstand in km = 5 × tijd in uren

Hoeveel km loopt de wandelaar wanneer hij 3 uur onderweg is?
Afstand in km = 5 × 3 = 15 km


Slide 34 - Slide

Bespreken SO - 3
Waar kun je aan zien dat dit een evenredig verband is.
De formule heeft geen begingetal.                                        
De tabel is een verhoudingstabel.                                          
De grafiek gaat door (0,0).                                                          

Slide 35 - Slide

Bespreken SO - 4
Josefien heeft als bijbaantje het naar school brengen van kinderen met de bakfiets.
Ze vraagt een bepaald bedrag als vaste kosten en een bepaald bedrag per kilometer.
Hieronder zie je de grafiek getekend.
                                               Bepaal eerst het begingetal en hellingsgetal.
                                                             Geef vervolgens de formule die bij de grafiek hoort.
Begingetal = 4                
Hellingsgetal = 2           
Formule:                           
                                 Ritprijs in euro = 4 + 2 × afstand in km

Slide 36 - Slide

Kwadraten

Slide 37 - Slide

Wat is het kwadraat van 2?
A
2
B
4
C
3
D
2

Slide 38 - Quiz

Wat is het kwadraat van 8?
Zoek alle kwadraten met een uitkomst onder de 200
A
16
B
64
C
80
D
88

Slide 39 - Quiz

Wat is het kwadraat van 5?
A
10
B
25
C
100
D
125

Slide 40 - Quiz

Het kwadraat van 4 = ...
A
8
B
16
C
64
D
2

Slide 41 - Quiz

Het kwadraat van 9?
A
18
B
81
C
9
D
Oranje

Slide 42 - Quiz

Rekenvolgorde

Hoe Komen Wij Van Die 
Onvoldoendes Af

Haakjes
Kwadraten/Wortels
Vermenigvuldigen/Delen
Optellen/Aftrekken
Voorbeelden

3 + 5 × 2² =

2 × (5 + 2)² =

20 - (2 + 3²) =

50 - 2 × (8 - 3)² =



Slide 43 - Slide

Zelf aan de slag
Wat? Maak 9.2A opgave 2 + 3
Hoe lang? Tot 14:25
Volume. Zacht overleggen, samen werken mag
Klaar? Stil iets voor jezelf

Slide 44 - Slide

Deze les
- Aanvulling uitleg kwadraten (5 min)
- Zelf aan de slag (tot 9:20)
- Afsluiting


Di 19 maart
Lesuur 1
Wiskunde
Laptop op tafel dicht

Slide 45 - Slide

Kwadraat
Kwadraat = vermenigvuldiging met zichzelf
2² = 2 × 2 = 4
5² = 5 × 5 = 25
Maar wat is dan
(- 3)² = ?
en - 3² = ?    

Slide 46 - Slide

Kwadraat
Kwadraat = vermenigvuldiging met zichzelf

Negatief × negatief = positief

Maar let op wat er allemaal in het kwadraat gaat.

BK MAAKT NU 9.2A Af.

Slide 47 - Slide

Kwadratische formule
Een formule met een kwadraat boven de variabele.
Er staat lang niet altijd een verhaal bij.
Voorbeeld:    Uitkomst = 2 × getal² - 4
A. Bereken de uitkomst bij het getal 2.
B. Bereken de uitkomst bij het getal 5.
C. Bereken de uitkomst bij het getal -2.
D. Bereken de uitkomst bij het getal -5.



Slide 48 - Slide

Kwadratische formule (T)
Een basketbal wordt richting het net gegooid. 
De boog waarmee de bal gegooid wordt, heet een parabool. Dit hoort bij een kwadratisch verband.
De formule die coach gebruikt om de hoogte van de bal te berekenen, is:
A. Bereken de hoogte vanaf waar gegooid wordt.
B. Bereken de hoogte bij x = 3
C. Bereken de hoogte van het net.
h=0,2(x3)2+4
Hierin is h de hoogte in meters en x de afstand in meters vanaf het punt waar de speler staat.

Slide 49 - Slide

Zelf aan de slag
Wat? Maak 9.2A af
T: Maak 9.2B t/m opgave 6
Hoe lang? Tot 9:20
Volume. Zacht overleggen, samen werken mag
Klaar? Stil iets voor jezelf

Slide 50 - Slide

Afsluiting
Huiswerk maandag 25 maart: 
BK: 9.2A 
T: 9.2A + 9.2B t/m opgave 6

Slide 51 - Slide

Deze les
- Kwadratische tabel en grafiek (20 min)
BK werkt zelfstandig
- Zelf aan de slag (tot 14:25)
- Afsluiting


Ma 25 maart
Lesuur 6
Wiskunde
Laptop op tafel dicht

Slide 52 - Slide

Wie leert wat?
BK: Herkennen van een kwadratische tabel
Herkennen van een kwadratische grafiek
Soort grafiek herkennen (berg of dal)
T: Bovenstaande en daarbij
Invullen van een tabel
Tekenen van de grafiek


Slide 53 - Slide

Kwadratische tabel
Vorige les gekeken naar de formule:
Uitkomst = 2 × getal² - 4
Net als bij de lineaire tabel, vul je de bovenste rij in de formule in om de onderste rij te berekenen.

getal
-2
-1
0
1
2
uitkomst

Slide 54 - Slide

Kwadratische grafiek = parabool
Net als tabel symmetrisch

Slide 55 - Slide

Teken de grafiek bij de tabel



Bepaal hoe groot de assen worden.
Tip verticale as.       Hoogste waarde : 10
getal
-2
-1
0
1
2
uitkomst
4
-2
-4
-2
4

Slide 56 - Slide

Oefenen
Gegeven is de formule:     Uitkomst = -0,5 × getal² + 2
Vul de tabel in.



Teken de grafiek bij de tabel.
getal
-2
-1
0
1
2
uitkomst

Slide 57 - Slide

Zelf aan de slag
Wat? zie Studieplanner Learnbeat
Hoe lang? Tot 9:20
Volume. Zacht overleggen, samen werken mag
Klaar? Stil iets voor jezelf

Slide 58 - Slide