Spelling: meervouden op -en en -s

Spelling: meervouden op -en en -s

- Je kan meervouden die eindigen op -en goed spellen.

- Je kan meervouden die eindigen op -s goed spellen.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Spelling: meervouden op -en en -s

- Je kan meervouden die eindigen op -en goed spellen.

- Je kan meervouden die eindigen op -s goed spellen.

Slide 1 - Slide

Moet er -en achter of -s?
Je hoort altijd wel of een meervoud eindigt op -en of -s. Daar is helaas geen vaste regel voor. 

Wel zijn er regels over hoe je dan een meervoud op -en en -s maakt.

Slide 2 - Slide

Meervouden op -en
1) soms kan je gewoon -en achter het enkelvoud zetten.

stoel - stoelen               deur - deuren

2) soms moet je naast -en achter het woord, ook nog de laatste letter van het enkelvoud verdubbelen.

trap - trappen             kat - katten

Slide 3 - Slide

Meervouden op -en
3) Soms moet je naast er -en achter zetten, ook een a, e, o of u weghalen.

banaan - bananen                        oor - oren

4)   Soms moet je naast er -en achter zetten, ook een f veranderen in een v of een s veranderen in een z.

duif - duiven                                    huis - huizen

Slide 4 - Slide

Geef het meervoud van glas
A
glassen
B
glasen
C
glazen
D
glaazen

Slide 5 - Quiz

Geef het meervoud van blad (wat je leest)
A
blaaden
B
bladen
C
blads
D
blaads

Slide 6 - Quiz

Geef het meervoud van boek
A
boeken
B
boekken
C
boeks

Slide 7 - Quiz

Geef het meervoud van tafel
A
tafelen
B
taffelen
C
tafels
D
tafeels

Slide 8 - Quiz

Meervouden op -s
1) Vaak kan je gewoon -s achter het enkelvoud zetten.

tafel - tafels                            telefoon - telefoons

2) Als een enkelvoud eindigt op een a, i, o, u of y, dan moet je 's achter het enkelvoud zetten om er meervoud van te maken. Let op: hier zijn uitzonderingen op, maar die hoef je nog niet te kennen.
baby - baby's                    oma - oma's

Slide 9 - Slide

Meervouden op -s
3) Bij een afkorting krijg je ook 's.

wc - wc's             tv - tv's           

Slide 10 - Slide

Geef het meervoud van opa
A
opa's
B
opaas
C
opaen
D
opaën

Slide 11 - Quiz

Geef het meervoud van paraplu
A
paraplus
B
parapluen
C
paraplu's
D
parapluuen

Slide 12 - Quiz

Geef het meervoud van horloge
A
horloge's
B
horloges
C
horlogees
D
horlogeën

Slide 13 - Quiz

Geef het meervoud van lente
A
lenteën
B
lente's
C
lentes

Slide 14 - Quiz

Geef het werkwoordelijk gezegde:
Mijn heeft de hele dag in de tuin gewerkt.
A
heeft
B
gewerkt
C
heeft in de tuin gewerkt
D
heeft gewerkt

Slide 15 - Quiz

Wat is het onderwerp van deze zin: Simon loopt al dagen te mopperen over zijn slechte cijfers.
A
loopt
B
Simon
C
zijn slechte cijfers
D
loopt te mopperen

Slide 16 - Quiz

Vragen over de theorie?

Slide 17 - Slide

Aan de slag
blz. 83
Maken opdr. 1 tm 3

Klaar?

Ga verder met opdracht 4 en 5

Slide 18 - Slide