V5 13.01.2022 Genus

Herzlich willkommen
Donnerstag 13.01.2022


1 / 51
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herzlich willkommen
Donnerstag 13.01.2022


Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Heute
  • Organisatorisches
  • Prüfung
  • Wiederholung
  • Gruppenarbeit (Grammatik)

Slide 3 - Slide

Organisatorisches
Herkansingen 

Kurzgeschichten

Woche 7: Mediadossier Hören (18.02)
Woche 8: Prüfung Hörfertigkeit

Slide 4 - Slide

Die Prüfung
Wörter: Kap.2: alle & Kap. 3: L1 - L3: DE – NL, NL – DE
Redemittel: Kap.2: L3 & Kap. 3: L3: Niederländisch – Deutsch
Grammatik: Schwaches männliches Substantiv – Passiv –
Starke Verben (lijst in Magister!)- Hilfsverben haben und sein – Imperativ – Substantive (bonus)

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

mannelijk = der
  • Mannelijke persoons- en dierennamen  
bijv. der Stier, der Wolf, der Hahn 
  • De namen van de dagen, maanden, jaargetijden, windrichtingen 
bijv. der Sonntag , der Januar, der Sommer, der Norden
  • De meeste stammen van werkwoorden
bijv. der Beginn (van beginnen), der Sitz (van sitzen)

Slide 7 - Slide

vrouwelijk = die
  • Vrouwelijke persoons- en diernamen
bijv. die Kuh, die Katze
  • De meeste woorden die op een -e eindigen zijn vrouwelijk
bijv. die Adresse, die Toilette
  • Woorden die eindigen op -heit, -keit, -schaft, -ung, -ur, -ei, -ik, -ion, -tät
bijv. die Einheit, die Möglichkeit, die Freundschaft
  • de getallen
bijv. die Eins, die Zwei 


Slide 8 - Slide

onzijdig = das
  • Veel onzijdige woorden in het Nederlands (het-woorden) zijn dat in het Duits ook.
bijv. das Pferd, das Fenster, das Lied, das Spiel 

  • Woorden eindigend op -chen of -lein (betekenis: -tje) 
bijv. das Löffelchen = het lepeltje, das Kindlein = het kindje 


Slide 9 - Slide

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
mannelijke personen/
dieren
vrouwelijke personen/dieren
jonge personen/dieren
woorden op -e
woorden op -chen/-lein
dagen/maanden/jaargetijden
getallen
stam ww
hele ww

Slide 10 - Drag question

timer
1:00
die
der
das
Mann
Frau
Kind
Junge
Schule
Mädchen

Haus
Lehrer

Lehrerin

Slide 11 - Drag question

… Junge
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quiz

… Lamm
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quiz

… Lehrerin
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quiz

… Freundchen
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quiz

… Anfang
A
der
B
die
C
das

Slide 16 - Quiz

… Liege
A
der
B
die
C
das

Slide 17 - Quiz

… Essen
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quiz

… Eins
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quiz

… Mädchen
A
der
B
die
C
das

Slide 20 - Quiz

Imperativ

De gebiedende wijs, hoe zit dat ook al weer in het Duits?

Slide 21 - Slide

Hoeveel elke vormen zijn er van de gebiedende wijs?
A
2
B
3
C
4
D
7

Slide 22 - Quiz

De 3 vormen van de gebiedende wijs zijn:

Slide 23 - Open question

de 3 vormen


gebiedende wijs - enkelvoud

gebiedende wijs - meervoud

gebiedende wijs - beleefdheidsvorm

Slide 24 - Slide

Gebiedende wijs enkelvoud

Deze wordt gevormd door de stam van de  -du- vorm te nemen.

Soms met -e bij werkwoord met een d-t / m-n in de stam

Beispiel:Antworte, bitteAtme durch!Waarom -du vorm?ich sprechedu sprichst-> geb.wijs enk wordt-> sprich!

Slide 25 - Slide

Gebiedende wijs meervoud

Voor deze vorm gebruik je de -IHR vorm

-Sprecht Kinder!

-Hört mich AN (luister naar mij)

-atmet!  (adem!)

(de ihr-vorm is stam plus -t )

Slide 26 - Slide

Gebiedende wijs beleefdheidsvorm

Dit is de -u vorm.


Hele werkwoord + Sie


Dus:

Schlafen Sie,  

Atmen Sie, Herr Aan het Rot



Slide 27 - Slide

samengevat


- enkelvoud: stam van de du- vorm  (Let op! +e bij stam op d/t, m/n)


- meervoud = ihr- vorm


- beleefdheidsvorm = hele werkwoord + Sie

Slide 28 - Slide

Mal üben!

Slide 29 - Slide

Beleefdheid (kommen) ...
Komt u naar huis
A
kommt nach Hause
B
kommen Sie nach Hause
C
kommt Sie nach Hause
D
kömmen Sie nach Hause

Slide 30 - Quiz

lassen(=laten)
... mich in Ruhe, Peter!
A
lasst
B
lasse
C
lass
D
lassen Sie

Slide 31 - Quiz

Let op!



Bij een stam op een d,t
krijg je een extra-e
antworten- antwort-> ihr antwort-et

Slide 32 - Slide

warten (=wachten)
Ilse und Erika, .... auf mich!
A
warten
B
wart
C
warst
D
wartet

Slide 33 - Quiz

haben en sein

haben en sein wijken van de regels af.
Zie blz 21 van je Handbuch.

Slide 34 - Slide

Gebiedende wijs enkelvoud
moeilijker met e-i Wechsel van de sterke werkwoorden:
helfen -> du hilfst -> hilf!
nehmen -> du nimmst -> nimm!
lesen -> du liest -> lies!

Slide 35 - Slide

gebiedende wijs enkelvoud van "reden"
A
red
B
redet
C
rede

Slide 36 - Quiz

Gebied. wijs enkelvoud van "geben"
A
gebt
B
geben Sie
C
gib
D
gibst

Slide 37 - Quiz

Gebied. wijs enkelvoud van "sprechen"
A
sprech
B
sprecht
C
sprich

Slide 38 - Quiz

Passiv
Nach der Grammatikerklärung: Aufgaben machen

Slide 39 - Slide

Grammatik: Passiv 
Hoe maak je een actieve zin passief? 

1. De hond bijt de man. 
2. De vrouw leest een boek. 
3. Anna kookt de soep. 

--> 3 dingen moeten veranderd worden. Welke 3? 


Slide 40 - Slide

Grammatik: Passiv 
Hoe maak je een actieve zin passief? 

"Der Lehrer korrigiert den Test."

1. Lijdend voorwerp wordt onderwerp. 
2. door ... = von ... +3 
3. Vorm van werden + voltooid deelwoord (altijd eind v/d zin)

Slide 41 - Slide

Grammatik: Passiv 
"Der Lehrer korrigiert den Test." 

-->

"Der Test wird vom (von dem) Lehrer korrigiert."

Slide 42 - Slide

Grammatik: Passiv 
Hoe maak je een actieve zin met een Modalverb passief? 

"Die Schüler müssen ihre Hausaufgaben machen."

1. Lijdend voorwerp wordt onderwerp. 
2. door ... = von ... +3 
3. Modalverb (pv) + voltooid deelwoord + werden (Infinitiv, altijd eind van de zin). 

Slide 43 - Slide

Grammatik: Passiv 
"Die Schüler müssen ihre Hausaufgaben machen."

-->

"Die Hausaufgaben müssen von den Schülern gemacht werden." 

Slide 44 - Slide

Fazit 
Zónder Modalverb: 

1. LV wordt OW
2. door = von + 3 
3. Vorm van werden (pv) + voltooid deelwoord (eind vd zin)


Mét Modalverb: 

1. LV wordt OW
2. door = von + 3
3. Modalverb (pv) + voltooid deelwoord + werden (Inf., eind vd zin)


Slide 45 - Slide

Wichtig!
Lijdend voorwerp ondergaat de handeling --> Nominativ.
De tijd blijft hetzelfde!
Handeling in voltooid deelwoord? Dan voeg je worden toe.

Ik heb het huis verkocht - Ich habe das Haus verkauft -
Das Haus ist verkauft worden 

Slide 46 - Slide

Ich lese das Buch

Slide 47 - Open question

Sie unterschrieb den Vertrag

Slide 48 - Open question

Er kauft ein Haus

Slide 49 - Open question

werden (Präsens)

ich werde
du wirst
er/sie/es/man wird

wir werden
ihr werdet
sie/Sie werden
werden (Präteritum)

ich wurde
du wurdest
er/sie/es/man wurde

wir wurden
ihr wurdet
sie/Sie wurden

Slide 50 - Slide

Stappenplan
1. Lijdend voorwerp --> wordt het onderwerp (Nominativ)
2. Onderwerp --> von + Dativ
3. Werkwoord aanpassen (let op tijd!)

Ich helfe meinem Vater.
Mein Vater wird von mir geholfen.


Slide 51 - Slide