HV2B signaalwoorden en verwijswoorden

Welkom
Leg je lesboeken, schrift, etui en leesboek op tafel en ga rustig op je plaats zitten.
- Je gaat 10 minuten lezen uit je leesboek.
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom
Leg je lesboeken, schrift, etui en leesboek op tafel en ga rustig op je plaats zitten.
- Je gaat 10 minuten lezen uit je leesboek.

Slide 1 - Slide

Verwijswoorden les 1

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
- Je weet wat verwijswoorden zijn.
- Je kunt verwijswoorden en de woorden of zinsdelen waarnaar ze verwijzen, herkennen in een tekst.

Slide 3 - Slide

Programma van vandaag
- Uitleg en voorbeelden
- Oefeningen en zelfstandig werken 
- Afsluiting

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Verwijswoorden
Als je praat of schrijft, gebruik je veel woorden die naar andere woorden verwijzen. Bijvoorbeeld:
     Toen zag ik haar daar langsscheuren op haar scooter.
      Wanneer was toen? Waar was daar? Wie zat er op de scooter?
      Je weet het antwoord op deze vragen pas als je de rest van de tekst leest. 
                  In deze zin zijn: toen, haar en daar verwijswoorden. 
Er zijn verschillende soorten verwijswoorden: Voornaamwoord als verwijswoord, bijwoord als verwijswoord, verwijzing met zelfstandig naamwoord.

Slide 6 - Slide

Verwijswoorden
Toen zag ik haar daar langsscheuren op haar scooter.
Wanneer was toen? Waar was daar? Wie zat er op de scooter?
Je weet het antwoord op deze vragen pas als je de rest van de tekst leest. 
In deze zin zijn: toen, haar en daar verwijswoorden. 
Verwijswoorden: 
- Voornaamwoorden 
- Bijwoorden 
- Synoniemen

Slide 7 - Slide

Voornaamwoorden

Slide 8 - Slide

Voornaamwoord als verwijswoord
De meeste verwijswoorden zijn voornaamwoorden. Er zijn verschillende soorten voornaamwoorden: persoonlijke, aan-wijzende en bezittelijke voornaamwoorden. Voornaamwoorden komen in de plaats van een zelfstandig naamwoord. Ze hebben zelf niet echt betekenis; ze verwijzen naar woorden die wél betekenis hebben. Bv: Deze, die, dit, dat, zo'n, datgene, diegene, zijn, jouw, mijn, hij, zij, elkaar en het.

Slide 9 - Slide

Bijwoord als verwijswoord
Bijwoord als verwijswoord  Woorden als hier, daar, toen, erover, hoe, zo, waar, wanneer. 

Voorbeeld: Amsterdam wordt steeds drukker. Daar willen alle toeristen naartoe. 
Daar = verwijswoord
Soort verwijswoord? = Bijwoord

Slide 10 - Slide

Verwijzing met zelfstandig naamwoorden
Verwijzingen met zelfstandig naamwoorden Een zelfstandig naamwoord is niet echt een verwijswoord, maar kan wel verwijzen naar een persoon of ander ding in de zin.
Voorbeeld:
Jannie Janssen is een populaire docent. De lerares maakt van elke les een feest.
De lerares = verwijswoord 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video