This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
Gouden Eeuw
De Republiek in de tijd van regenten en vorsten
1600 - 1700
Slide 1 - Slide
Vandaag
Korte herhaling van de toetsstof met belangrijke begrippen
Tussendoor meerkeuzevragen
Mogelijkheid tot het stellen van vragen
Slide 2 - Slide
Inhoud toets
De paragrafen 3.1 - Machthebbers in Europa
3.2 - Nederland en Europa
3.3 - Europa en de wereld
3.4 - De stedelijke cultuur van Nederland
3.5 Wetenschap en techniek
Slide 3 - Slide
3.2 - Amsterdam stapelmarkt van de wereld
Verstedelijking, stapelmarkt en moedernegotie
Handelskapitalisme en immigratie
Commerciële nijverheid en landbouw
Slide 4 - Slide
Waarom moest de Republiek graan uit het oostzeegebied halen? (Dit werd later de moedernegotie.)
A
Graan kon niet makkelijk verbouwd worden op het zompige, natte land.
B
Boeren vroegen te hoge prijzen voor hun graan.
C
Er werd weinig graan verbouwd in Nederland, omdat mensen het niet lekker vonden.
D
Mensen trokken naar de steden. Te weinig boeren om graan te produceren.
Slide 5 - Quiz
Wat is moedernegotie?
A
De handel die ervoor zorgt dat er genoeg graan was voor de inwoners van de Republiek.
B
Amsterdam wordt de stapelmarkt en daarmee het centrum van de wereld.
C
Oostzeehandel in graan wordt basis voor handel Republiek. Republiek wordt rijk door Oostzeehandel.
D
De steden in de Republiek beginnen met commerciële nijverheid en boeren met commerciële landbouw.
Slide 6 - Quiz
Leg in je eigen woorden uit wat handelskapitalisme is. Gebruik een voorbeeld!
Slide 7 - Open question
Waar vandaan kwamen veel migranten naar de Republiek?
A
Antwerpen en Duitsland
B
Italië en Frankrijk
C
Berlijn en Londen
D
Zweden en Helsinki
Slide 8 - Quiz
Om welke twee redenen migreerden inwoners vanuit Antwerpen en Duitsland naar de Republiek?
Slide 9 - Open question
In de steden werd er meer aan commerciële nijverheid gedaan. Waarom?
A
Commerciële nijverheid is een snelle en efficiënte manier van produceren.
B
Daar hadden ze gewoon zin in.
C
De nijverheid bestond met bestaan. Het was nieuw in de Republiek.
D
Door de welvaart maakten de steden niet alleen producten voor zichzelf, maar ook voor handel.
Slide 10 - Quiz
3.3 - De Oost en de VOC
De VOC ontstaat
Aandelen
Handelsfactorijen en inter-Aziatische handel
Handelsmonopolie en Banda-Eilanden
Slide 11 - Slide
In 1602 ontstond de VOC. Waarom?
A
Voorcompagnieën waren uitermate inefficiënt. De schepen waren te traag.
B
Door concurrentie tussen voorcompagnieën bleven prijzen laag. Geld ging verloren.
C
De VOC had als doel om de Spanjaarden dwars te zitten.
D
Omdat de Republiek de handel wilde uitbreiden.
Slide 12 - Quiz
Waarom stichtte de VOC handelsfactorijen?
A
Vanuit centrale punten in Indië werd gemakkelijker gehandeld.
B
Door handelsfactorijen was de VOC constant aanwezig in Indië.
C
De handelsfactorijen waren grote gebouwen. Het handelsgebied kon dan verdedigd worden.
Slide 13 - Quiz
Wat is inter-Aziatische handel?
A
Handel tussen de VOC en Spanje in Azië
B
Handel tussen Europa en Azië via het Midden-Oosten.
C
Handel tussen Aziatische landen waar de VOC aan mee ging doen.
D
De handel tussen China en Japan die vandaag de dag nog steeds bestaat.
Slide 14 - Quiz
De WIC en Suriname
Kaapvaart en kolonies
Driehoekshandel en wereldeconomie
Leven op het schip
Slide 15 - Slide
Wat waren de twee doelen van de WIC toen hij werd opgericht?
A
Slavenhandel
B
Stichten van kolonies
C
Kaapvaart tegen Spanje
D
inter-Aziatische handel
Slide 16 - Quiz
Wat is een wereldeconomie?
A
In de Republiek werden handelsstromen van Afrika en Azië aan elkaar gekoppeld.
B
In de Republiek werd de oostzeehandel gekoppeld aan de Middellandse zeehandel.
C
In de Republiek werden handelsstromen van Duitsland en Frankrijk aan elkaar gekoppeld.
D
In de Republiek werden meerdere handelsstromen over de hele wereld aan elkaar gekoppeld.
Slide 17 - Quiz
3.5 - Geloof, tolerantie en onderzoek
Tolerantie en godsdienst
Tolerantie en wetenschap
Spinoza, Van Leeuwenhoek en Huygens
Rationalisme en wetenschappelijke revolutie
Slide 18 - Slide
Wat betekent het woord tolerantie?
A
Dat je mensen die anders denken/geloven dan jij accepteert.
B
Dat je alles goed vindt.
C
Dat je mensen wil vervolgen, omdat ze een andere mening hebben dan jij.
D
Dat iedereen mag zeggen wat hij of zij wil.
Slide 19 - Quiz
Wat is een schuilkerk?
A
Een katholieke kerk die er van de buitenkant niet uitzag als een kerk.
B
Een kerk waarin je kon schuilen voor bombardementen.
C
Een kerk waar ook protestanten mochten komen.
D
Een gebouw waarin geschuild kon worden als er mensen vervolgd werden om hun geloof.
Slide 20 - Quiz
Leg in je eigen woorden uit waarom de tolerantie in de Republiek zorgde voor het ontstaan van de wetenschappelijke revolutie.
Slide 21 - Open question
3.4 Geloof, tolerantie en onderzoek
Hoe leidde de vrijheid van denken tot meer wetenschap?
Johan Maurits van Nassau was tolerant tegenover de Indianen, omdat hij bondgenoten zocht tegen de Portugezen.
En ook tegenover de katholieke Portugese plantagehouders, omdat Nederlanders geen kolonist in Brazilië wilden worden.
Zijn tolerantie kwam dus voort uit politieke en economische belangen. Dat zag je wel meer in de Republiek. De joodse vluchtelingen uit Antwerpen mochten in Amsterdam wél een ‘kerk’ bouwen, de Portugese synagoge.
Slide 22 - Slide
3.4 Geloof, tolerantie en onderzoek
Katholiek zijn bijvoorbeeld mocht, maar katholieken mochten geen processies houden of kerken bouwen.
Daarom verbouwden zij hun zolder wel tot ‘schuilkerk’, zoals ‘Ons Lieve Heer op Solder’ in Amsterdam. Via een zijsteegje kwamen de gelovigen naar binnen en namen dan de trap omhoog.
Het lijkt vreemd misschien, als je ziet wat je allemaal niet kon en niet mocht als je niet calvinistisch was, maar voor die tijd was de Republiek een tolerant land. In andere landen werden mensen die niet de officiële godsdienst aanhingen meestal streng vervolgd.
Slide 23 - Slide
Leg uit dat we de Republiek tolerant kunnen noemen. Gebruik in je antwoord de afbeelding.
Slide 24 - Open question
Waarom kunnen we de Republiek ook als intolerant beschouwen. Gebruik de afbeelding in je antwoord.
Slide 25 - Open question
Wetenschap en tolerantie
De Republiek: erg gelovig, de bijbel werd letterlijk genomen. (alles wat in de bijbel staat is waar)
ondertussen: iedereen erg nieuwsgierig over de wereld. Tekenaars, schilders, biologen, aardrijkskundigen bestudeerden de verre vreemde landen.
Slide 26 - Slide
Wetenschap en tolerantie
Antoni van Leeuwenhoek: vond de microscoop uit ''Ontdekte het vocht in koeienogen, bacteriën op tandplak' Men zag voor het eerst bacteriën!
Christiaan Huygens vond de telescoop uit: 1651 ontdekte hij als eerste mens de ringen rond de planeet Saturnus. ''hoe scherper hij de lens sleep, hoe meer hij kon zien'' Wiskunde, --> brandpunt van een lens. ontwierp het slingeruurwerk --> veel nauwkeuriger.