Brugklas - Textuur/structuur/patroon

Beeldaspect
Textuur/structuur/patroon
1 / 43
next
Slide 1: Slide
TekenenMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Beeldaspect
Textuur/structuur/patroon

Slide 1 - Slide

In de beeldende kunst werken we met BEELDASPECTEN


  • KLEUR
  • VORM
  • TEXTUUR/STRUCTUUR/PATROON
  • LICHT EN SCHADUW
  • RUIMTE 
  • COMPOSITIE

Slide 2 - Slide

Texturen zijn...
...eigenschappen van voorwerpen die je kunt zien en voelen. Het voelbare oppervlak. De "huid" van een object of voorwerp. 

Voorbeelden: Ribbelig, bobbelig, stekelig, harig, fluwelig, glad, hard, zacht

Slide 3 - Slide

Structuren zijn...
...hoe een object is opgebouwd, vaak met een herhaling in vorm. 

Voorbeelden: gevlochten, gestapeld, geweven, gehaakt, gebreid

Slide 4 - Slide

Patronen zijn...
... Een herhaling van vormen of lijnen die oneindig door kunnen gaan. 

Voorbeelden: behang, stof voor kleding, inpakpapier

Slide 5 - Slide

Textuur / structuur / patroon
Vaak lopen deze begrippen door elkaar. We gaan aan de slag met verschillende varianten. Om texturen, structuren of patronen zelf te maken kun je spelen met het beeldaspect vorm en lijn en met kleur

- afstand tussen de vormen/lijnen
- grootte van de vormen/lijnen
- afwisseling in vormen/lijnen
- dikte van de vormen/lijnen
- richting van de vormen/lijnen
- afwisseling van kleuren
- Herhaling of afwisseling van kleurcontrasten

Slide 6 - Slide

afstand tussen de vormen/lijnen
grootte van de vormen/lijnen
afwisseling in vormen/lijnen
dikke en dunne vormen/lijnen
richting van de vormen/lijnen

Slide 7 - Slide

Stofuitdrukking
Je kunt een bestaande textuur namaken in een ander materiaal

Dat kan bijvoorbeeld door te 
- tekenen
- schilderen
- boetseren
- beeldhouwen

Een in een ander materiaal nagemaakte textuur heet de stofuitdrukking van die textuur. 

Slide 8 - Slide

Oefening 2 - Huiswerk
Je gaat nu zelf op zoek naar bestaande texturen structuren en patronen.
1. Je gaat in je eigen omgeving op zoek naar bestaande Texturen EN Structuren EN patronen

2. Fotografeer van ieder 5 voorbeelden in je eigen omgeving. 

3. Zet de plaatjes in een google document. Maak in het document duidelijk of het om textuur, structuur of patronen gaat. Schrijf dit erbij en leg kort uit wat de begrippen betekenen. 

4. Lever het document in via de google classroom opdracht voor volgende week. 

Slide 9 - Slide

Oefening 1
Arceren
Om zelf texturen te kunnen maken moet je leren arceren. Met arceren kun je lijntjes of stipjes of streepjes aanbrengen met verschillende intensiteit. Je kunt van licht naar donker gaan. Het is de basis van het maken van texturen. 

1. Teken een vak van 20 x 24 cm en verdeel in vakjes van 4x4 cm. Gebruik een H of HB potlood. 

2. Vul ieder vakje in van licht naar donker met verschillende arceer technieken. Gebruik fine-liner of pen. Gummen mag niet!

3. Zet je naam op de achterkant. 

(In tegenstelling tot het voorbeeld zetten wij de balken tegen elkaar, zie voorbeeld in de klas)
1 les!

Slide 10 - Slide

Beoordeling o/v/g
  • Beide opdrachten zijn een oefening die samen met een o/v/g beoordeeld worden.
    Oefening 1
  • Teken rechte lijnen en rechte vakjes. Het gaat om liniaal en potlood gebruik
  • Zorg voor een overgang van licht naar donker met verschillende arcering

    Oefening 2
  • Voldoende variatie in texturen/structuren/patronen (Denk aan kleur, detail, vorm en lijn etc.)
  • Zorg dat je enkel de textuur in beeld hebt, geen achtergrond dus!
  • Zorg dat alle vierkanten even groot zijn, maak je bestand netjes en overzichtelijk. Gebruik de functie om bij te snijden in google docs (rechter muisknop en bijsnijden)
  • Geef duidelijk aan of het textuur/structuur/patroon is en geef een uitleg erbij. 

Slide 11 - Slide

Opdracht 1 - Jan Schoonhoven

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Maak een eigen "Jan Schoonhoven"
  • Formaat: 10x10 cm
  • Materiaal: Wit papier
  • Techniek: Knippen en plakken
  • Texturen en structuren

Slide 14 - Slide

Stappenplan
Je maakt 3D texturen in wit papier, door te knippen / scheuren / vouwen en dit op te plakken.
  • Je maakt minimaal 2 texturen.
  • Je vult het hele blad met de textuur.
  • Je knipt en plakt zorgvuldig.
  • Je zorgt voor genoeg herhaling.
  • Je resultaat is 3D en niet plat op het papier.
  • Je probeert origineel / creatief te zijn
  • Voornaam + Achternaam + klas op de achterkant van beide werken


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Opdracht 2 - Dierlijke Texturen

Slide 17 - Slide

Textuur
Alle objecten hebben een oppervlakte dat je kunt voelen en zien. 
Hoe voelt dit?
En dit?
Hoe voelt dit aan?

Slide 18 - Slide

Organisch en geometrisch
Sommige texturen zijn opgebouwd uit organische vormen, dit zijn natuurlijke vormen. 
Sommige texturen zijn opgebouwd uit geometrische vormen. Dit zijn wiskundige vormen zoals driehoeken, vierkanten en rechthoeken. Dit zijn vaak kunstmatige structuren, gemaakt door de mens. 

Slide 19 - Slide

Geometrische vormen
Organische vormen

Slide 20 - Drag question

Verschillende soorten structuren
Natuurlijke structuren
Kunstmatige structuren

Slide 21 - Slide

Natuurlijke Textuur
Kunstmatige Textuur

Slide 22 - Drag question

Inzoomen en uitzoomen
Sommige texturen zie je alleen door in te zoomen. Bijvoorbeeld door te kijken door een microscoop. Andere texturen zijn heel groot: door uit te zoomen kun je zien dat de aarde ook grote texturen heeft. 

Slide 23 - Slide

Dierlijke texturen
Bekijk dieren eens van dichtbij!

Alle dieren hebben texturen. Heb je ze al eens goed bekeken? Welke texturen zie je? Hoe zou het voelen?

Hoe zou je die texturen kunnen uitbeelden?

Slide 24 - Slide

 De Opdracht - Dierlijke texturen
Je maakt een klei tegel en vult deze met een dierlijke textuur 
Je gaat de klei te kneden / stempelen / drukken / stapelen enz.

  • Je kleitegel is 10x10cm
  • Je vult de hele tegel met dezelfde textuur.
  • Je past de boetseer technieken van de uitleg goed toe.
  • Je zorgt voor genoeg herhaling. 
  • Je resultaat is ruimtelijk en heeft genoeg verschil tussen
    hoog en laag (hoog en laag reliëf)
  • Je probeert origineel / creatief te zijn 

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Oefening
Texturen tekenen
1. Teken een rechthoek van 10x10 cm met je lineaal in je schrift. Verdeel deze in vierkantjes van 5x5.  Je hebt nu 4 vierkantjes. Gebruik een liniaal!!!

2. Teken in ieder vakje een textuur of patroon. Denk aan herhaling in grootte, afstand, dikte en richting. Hoe meer details, hoe beter. 

3. Gebruik bij voorkeur een fineliner, gekleurde pen of dunne stift. Een potlood kan ook. 
Voorbeeld is anders dan jullie opdracht!

Slide 31 - Slide

Opdracht 3 - Creepy Creature

Slide 32 - Slide

Opdracht C - creepy creature
We maken gezamenlijk een enorm wezen met allerlei gekke texturen. 

  • Wat is dit voor een wezen? 
  • Van links naar rechts of van boven naar beneden, of in een bocht? 
  • Hij is dun of dik, heeft pootjes of niet, of misschien vleugeltjes? 
  • Het moet wel op je blaadje passen hoor! 
  • Wat een boel texturen op dat gekke lijf! 
  • Is zijn huid harig, stekelig, hobbelig, bobbelig, ruw of anders? 
  • Wat veel verschillen en herhaling in grootte, afstand, dikte en richting. 

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Opdracht C - creepy creature
We maken met de hele klas samen een enorm wezen met allerlei gekke texturen en patronen. 

  • In de klas wordt bepaald wie welk deel van de slang maakt (kop of staart? Loten!)
  • Alle stukjes moeten aansluiten op elkaar → goed meten!!!
  • Je tekent eerst de contourlijnen van jouw deel met HB potlood.
  • De omtrek van de slang is organisch van vorm.
  • Jouw deel van de slang is gevuld met minimaal 10 verschillende patronen of texturen. 
  • Je tekent direct met Oost-Indische inkt en een kroontjespen


Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

5 cm
5 cm
8 cm
8 cm
5 cm
5 cm
8 cm
8 cm
X
X
X
Joel
X
Ficelle
Daniel
Emmeline
Sophia
Floris
Taheera
Max
Krijn
Mouad
Nastassja
Sophie
Kaua
Yassin
(staart)
Margot
Kaylee
Bastiaan
Nynke
Hiba
Caspar
Elin
X
X
X
X
X

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Instructies pen en inkt
  • Inkt gaat niet uit je kleren! Werk voorzichtig. Draag een schort als je het nodig denkt te hebben. 
  • Pak een kroontjespen, een potje inkt (per tweetal?) en een klein stukje keukenrol. Zet het potje en het dopje op de keukenrol. 
  • Is het potje eenmaal open? Blijf dan op je stoel zitten! We lopen deze les zo min mogelijk. 
  • Zet je potje ver weg genoeg zodat je het potje niet om stoot, zet het potje niet op de rand van twee tafels!
  • Dip je pen niet te ver in de inkt, alleen totdat het "gaatje" gevuld is met inkt (het reservoir)
  • Druk niet te hard, dan splijt de punt. 
  • Werk van boven naar beneden. Rechtshandigen werken van links naar rechts, linkshandige werken van rechts naar links. Of draai je blad regelmatig. Je wilt niet je natte inkt uitvegen met je hand of arm!
  • Houd je pen een beetje schuin (niet te veel rechtop)
  • Heb je gedruppeld? Los het op! Maak de druppel/vlek onderdeel van je textuur of patroon. 
  • Werk langzaam, geconcentreerd en gecontroleerd. Hoe meer details, hoe beter!
  • Schoonmaken? Niet met water! Gebruik je keukenpapier om de pen schoon te vegen. 
  • Oefen eerst even in je schrift. 

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Video

Beoordeling
  • Variatie in texturen
  • Hele wezen gevuld met de textuur (geen witte stukken)
  • Originele texturen
  • Hoe meer detail, hoe beter
  • Netjes en zorgvuldig gewerkt met Pen en inkt
  • Voornaam + achternaam + klas achterop,
    + Nummer! Op de achterkant links bovenin
  • Beoordeling, telt 2x mee

Slide 41 - Slide

Een filmpje over hoe je arceert met pen en inkt.

Slide 42 - Slide

Een filmpje over hoe je met pen en inkt werkt.

Slide 43 - Slide