Grammar: prepositions of time

Vandaag...
Vandaag gaan we naar de prepositions of time (voorzetsels van tijd) kijken.

Doel: aan het einde van de les weten we wanneer we welke voorzetsels van tijd moeten gebruiken.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vandaag...
Vandaag gaan we naar de prepositions of time (voorzetsels van tijd) kijken.

Doel: aan het einde van de les weten we wanneer we welke voorzetsels van tijd moeten gebruiken.

Slide 1 - Slide

Voorzetsels van tijd

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Video

Uitleg
At gebruik je bij specifieke tijden:
•    om 4 uur  »  at 4 o'clock
•    uitzondering:
in het weekend  »  at the weekend (UK)
On gebruik je bij dagen en data:
•    op maandagen  »  on Mondays
•    op 25 december  »  on the 25th of
In gebruik je gedurende periodes:
•    in de ochtend  »  in the morning
•    in juni  »  in June
•    in 2006  »  in 2006

nooit  »  in the weekend  (dat zegt niemand)


Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Het voorzetsel "at" gebruik je:
A
bij maanden en seizoenen
B
bij jaartallen
C
bij dagdelen
D
kloktijden

Slide 6 - Quiz

Het voorzetsel "on" gebruik je:
A
bij maanden en seizoenen
B
dagen en data
C
bij tijd
D
bij alle bovengenoemde opties

Slide 7 - Quiz

Goed of fout:
The concert was at May the first.
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quiz

Goed of fout:
I play hockey at Saturdays.
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quiz

Goed of fout:
The film starts at 5 o'clock.
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quiz

How did it go?
Doel: aan het einde van de les weten we wanneer we welke voorzetsels van tijd moeten gebruiken.

Slide 11 - Slide

Ik kan de voorzetsels van tijd op de juiste manier gebruiken.
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
met hulp

Slide 12 - Quiz