week 6 period 3 MBO1 WORDORDER

week 6 period 3 MBO1
WORDORDER
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

week 6 period 3 MBO1
WORDORDER

Slide 1 - Slide

INTERROGATIVE
+PRONOUNS

PAST SIMPLE vs PAST CONTINUOUS 

WORDORDER

READING B1
IRREGULAR VERBS
 A  p.127     B. p.40


 A  p.173     B. p.23
  

A. p.266      B. p102

Planning Reading B1
A. p.327-329
         







Slide 2 - Slide

WORDORDER

Slide 3 - Slide

Wie doet wat waar wanneer?
             O              ww              lv             plaats                    tijd

Slide 4 - Slide

EXAMPLE:
Peter liep vanmiddag samen met Patrick naar zijn huis.
Peter walked together with Patrick to his house this afternoon.

Slide 5 - Slide

Stappenplan:
1. onderwerp                         WIE
2. werkwoord(en)               DOET
3. lijdend voorwerp            WAT
4. plaats                                  WAAR
5. tijd                                        WANNEER

De tijd kan ook aan het begin van de zin worden gezet!

Slide 6 - Slide

Answer YES or NO:
My neighbour will tomorrow
have a party.

Slide 7 - Open question

TIP!
Zet de werkwoorden van de zin bij elkaar!

Ik heb gisteren heel veel friet gegeten.
I have eaten a lot of fries yesterday.

Slide 8 - Slide

Put in the correct order:
at the zoo / saw / a week ago /
an elephant / my family and I

Slide 9 - Open question

Put in the correct order:
shopping / went / the girls / this morning / at the mall

Slide 10 - Open question

Choose the sentence with the correct word order.
A
He swims every day in the canal.
B
He swims in the canal every day.

Slide 11 - Quiz

Bijwoorden van Frequentie
woorden die aangeven hoe vaak je iets doet

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Waar staan deze woorden in een zin?

Slide 14 - Slide

De bijwoorden van frequentie 
(bv. always, usually, regurlarly, sometimes, rarely, seldom, never) staan voor het werkwoord en zo dicht mogelijk bij de persoon.
Behalve .............

Slide 15 - Slide

Bij de werkwoorden :
Am/ are/ is/ was / were zetten 
we het bijwoord van Frequentie 
achter het werkwoord

He is never late
She was always happy

Slide 16 - Slide

Choose the sentence with the correct word order.
A
We are never in a position to complain.
B
We never are in a position to complain.

Slide 17 - Quiz

Correct word order:
summer / we / here / are / in / usually
A
Usually we are here in summer.
B
We usually are here in summer.
C
We are usually in summer here.
D
We are usually here in summer.

Slide 18 - Quiz

WORDORDER -  CONCLUSION
- all verbs together
- words that indicate frequency
(always, never, sometimes etc)
- place before time
(specifieke tijd voor algemene tijd)

Slide 19 - Slide

Exercise
1. Ik ga nooit naar school in het weekend.
2. We zagen haar vorige week op school.
3. We lopen altijd samen naar huis.
4. Laten we in Den Helder afspreken bij het station.
5. Ik doe vaak meteen na school mijn huiswerk.
6. Mijn broer was gisteren hard aan het trainen in het park.

Slide 20 - Slide

Exercise
1. I never go to school in the weekends.
2. We saw her at school last week.
3. We always walk home together.
4. Let's meet at the station in Den Helder.
5. I always do my homework right after school.
6. My brother was training hard in the park yesterday.

Slide 21 - Slide

exercise
1. Hij is nooit alleen thuis.
2. We zagen hem gisteren bij de bioscoop.
3. Zij lopen altijd samen naar huis.
4. Laten we in Amsterdam afspreken bij het station.
5. Ik doe vaak meteen na school mijn huiswerk.
6. Mijn zus was gisteren verschrikkelijk aan het zingen in de badkamer

Slide 22 - Slide

exercise
1. He is never home alone.
2. We saw him at the cinema yesterday.
3. They always walk home together.
4. Let's meet at the station in Amsterdam.
5. I often do my homework right after school.
6. My sister was singing terribly/awfully in the bathroom yesterday.

Slide 23 - Slide

GO TO:

NU ENGELS PLATFORM
PLANNING
1MA1 WORDORDER


Slide 24 - Slide