Oefening bij leerdoel 7 en 8

Welk begrip hoort bij de omschrijving: Het heersen over het grondgebied van een ander land.
A
Holocaust
B
Grootmacht
C
Terreur
D
Bezetting
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welk begrip hoort bij de omschrijving: Het heersen over het grondgebied van een ander land.
A
Holocaust
B
Grootmacht
C
Terreur
D
Bezetting

Slide 1 - Quiz

Welk begrip hoort bij de omschrijving:
Toezicht op media, bedoeld om bepaalde informatie tegen te houden.
A
Collaborateurs
B
Pearl Harbor
C
Censuur
D
Massavernietigingswapen

Slide 2 - Quiz

Welk begrip hoort bij de omschrijving:
Winter van 1944-1945, toen in het bezette deel van Nederland veel mensen stierven door ondervoeding, kou en ziekte.
A
Rassenleer
B
Hongerwinter
C
Concentratiekampen
D
Deportatie

Slide 3 - Quiz

Duitsland werkte tijdens de Tweede Wereldoorlog samen met twee andere landen, die ook gebieden veroverden. Welke twee landen waren dat?
A
Japan en de Sovjet-Unie.
B
Japan en Italië.
C
Spanje en Italië.
D
De Verenigde Staten en Engeland.

Slide 4 - Quiz

Wat is het doel van Terreur?
A
Angst verspreiden.
B
Bondgenoten maken.
C
Vijanden maken.
D
Zoveel mogelijk doden maken.

Slide 5 - Quiz

Wat is een voorbeeld van terreur?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
Soldaten die snoepgoed uitdelen.
B
Soldaten die onschuldige mensen plots vermoorden.
C
Groepen mensen die aanslagen plegen.
D
Rode kruis dat slachtoffers helpt.

Slide 6 - Quiz

In welk gebied zou het Duitse 'Lebensraum' plaatsvinden?
A
West-Europa
B
Zuid-Europa
C
Noord-Europa
D
Oost-Europa

Slide 7 - Quiz

Wat gebeurde er op 'kristallnacht' in 1939
A
Er werd veel kristal verhandeld.
B
Duitsers marcheerden tegen de joden.
C
Kristal werd op grote schaal gestolen.
D
Alle Joodse bezittingen werden vernietigd.

Slide 8 - Quiz

Wie is deze man ?
A
Willem Drees
B
Karl Marx
C
Anton Mussert
D
Ruud Lubbers

Slide 9 - Quiz

Waarom traden de Duitsers het eerste jaar van de bezetting minder hard op?
A
Ze zagen de Nederlanders als broedervolk.
B
Nederlanders sloten zich massaal aan bij de Duitsers.
C
Ze zagen de Nederlanders als zwak.
D
De Duitsers waren nog druk bezig met landen veroveren.

Slide 10 - Quiz

Wat deden de meeste mensen tijdens de Tweede Wereldoorlog?
A
De meeste mensen gingen in het verzet.
B
De meeste mensen probeerden door te gaan met hun leven.
C
De meeste mensen werden collaborateurs.
D
De meeste mensen verhuisden naar Duitsland.

Slide 11 - Quiz

Waarom heeft het noorden van Nederland last gehad van een Hongerwinter en het zuiden niet?
A
Het noorden heeft minder landbouwgrond.
B
Het zuiden nam al het eten van noord Nederland in beslag.
C
Het zuiden was al bevrijd door de geallieerden.
D
Het zuiden heeft minder harde winters.

Slide 12 - Quiz

Welke groepen kunnen terreur toepassen?
A
Een regering
B
Een religieuze groep
C
Een politieke groep
D
Alle drie

Slide 13 - Quiz

Waarom vielen er veel burgerslachtoffers tijdens de Tweede Wereldoorlog?
A
Omdat burgers zich met de oorlog gingen bemoeien.
B
Doordat grote steden ook gebombardeerd werden.
C
Omdat burgers altijd in de weg stonden.
D
Doordat burgers altijd het doelwit waren.

Slide 14 - Quiz

De rassenleer is onwetenschappelijk. Wat betekend dat?
A
De rassenleer is een mening
B
De rassenleer berust op feiten
C
De rassenleer is bewezen
D
De rassenleer is waar

Slide 15 - Quiz

Zet de feiten in de juiste tijdsvolgorde.
A
B
C
D
E
De koningin vluchtte naar Engeland 
Het Duitse leger viel Nederland binnen.
Het Nederlandse leger gaf zich over.
Nederland bood weerstand bij de Afsluitdijk.
Duitsland bombardeerde Rotterdam.

Slide 16 - Drag question

Gaat het om collaboratie of verzet?

Het vervalsen van persoonsbewijzen.
A
Collaboratie
B
Verzet

Slide 17 - Quiz

Gaat het om collaboratie of verzet?

Het helpen van Joodse kinderen.
A
Collaboratie
B
Verzet

Slide 18 - Quiz

Gaat het om collaboratie of verzet?

Het verraden van onderduikers.
A
Collaboratie
B
Verzet

Slide 19 - Quiz

Gaat het om collaboratie of verzet?

Lid worden van de NSB.
A
Collaboratie
B
Verzet

Slide 20 - Quiz