Staal spelling blok 4 week 3 les 3

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

Angela zegt in de dierenwinkel Meneer ik zoek tien muizen
Welke muizen wil je Ik heb de volgende muizen deze eerste muis met rode
ogen deze mooie witte of deze lieve bruine zegt de eigenaar tegen Angela
Angela roept Dat maakt niet uit want mijn slang eet ze op
Toen heeft hij ze alle tien maar in een kartonnen doosje gedaan

Zet de leestekens op de goede plek.

Angela zegt in de dierenwinkel: 'Meneer, ik zoek tien muizen.'

'Welke muizen wil je? Ik heb de volgende muizen: deze eerste

muis met rode ogen, deze mooie witte of deze lieve bruine,'

zegt de eigenaar tegen Angela.

Angela roept: 'Dat maakt niet uit, want mijn slang eet ze op!'

Toen heeft hij ze alle tien maar in een kartonnen doosje gedaan.

Welke woordsoort is

in ?

1. bijvoeglijk voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. voegwoord
4. voorzetsel

Angela zegt in de dierenwinkel: 'Meneer, ik zoek tien muizen.'
'Welke muizen wil je? Ik heb de volgende muizen: deze eerste muis met rode
ogen, deze mooie witte of deze lieve bruine,' zegt de eigenaar tegen Angela.
Angela roept: 'Dat maakt niet uit, want mijn slang eet ze op!'
Toen heeft hij ze alle tien maar in een kartonnen doosje gedaan.

Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden in deze tekst?

Angela zegt in de dierenwinkel: 'Meneer, ik zoek tien muizen.'
'Welke muizen wil je? Ik heb de volgende muizen: deze eerste muis met rode
ogen, deze mooie witte of deze lieve bruine,' zegt de eigenaar tegen Angela.
Angela roept: 'Dat maakt niet uit, want mijn slang eet ze op!'
Toen heeft hij ze alle tien maar in een kartonnen doosje gedaan.

Wat zijn de twee voegwoorden in deze tekst?

Welke woordsoort is

je ?

1. zelfstandig naamwoord
2. telwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. bepaling van tijd

Welke woordsoort is

mijn ?

1. zelfstandig naamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. telwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

dierenwinkel

rode

kartonnen

Angela zegt in de dierenwinkel: 'Meneer, ik zoek tien muizen.'
'Welke muizen wil je? Ik heb de volgende muizen: deze eerste muis met rode
ogen, deze mooie witte of deze lieve bruine,' zegt de eigenaar tegen Angela.
Angela roept: 'Dat maakt niet uit, want mijn slang eet ze op!'
Toen heeft hij ze alle tien maar in een kartonnen doosje gedaan.

Wat is het hulpwerkwoord en wat is het voltooid deelwoord?

Siem heeft vandaag een maïsslang in de dierenwinkel gekocht.

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Gisteren heeft hij een terrarium in zijn slaapkamer gezet.

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Dictee
1.

Dictee
2.

Dictee
3.

Dictee
1. Schrijf de zin op.

Dictee
2. Schrijf de zin op.