passé composé D ch5 hv1

PASSÉ COMPOSÉ
Voltooid tegenwoordige tijd
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

PASSÉ COMPOSÉ
Voltooid tegenwoordige tijd

Slide 1 - Slide

In deze les ...
  • Wat is de passé composé?
  • Hoe maak ik een passé composé?
  • Oefenen

Slide 2 - Slide

Tegenwoordige tijd:
Ik eet een croissant.
Voltooid tegenwoordige tijd:
Ik heb een croissant gegeten.

Slide 3 - Slide

Zet deze zin in de voltooid tegenwoordige tijd ...
Ik wacht op de bus.

Slide 4 - Mind map

[avoir] + voltooid deelwoord
avoir: ai, as, a, avons, avez, ont

voltooid deelwoord
  1. hele ww: parler
  2. [er] weg: parl
  3. [é] achter de stam: parlé

j'ai parlé
on a parlé
vous avez parlé

Slide 5 - Slide

Let op!
FR: J'ai mangé un croissant
NL: Ik heb een croissant gegeten.

In het Frans staan de twee werkwoorden 
naast elkaar!

Slide 6 - Slide

C'est l'heure du Quizzzz!

Slide 7 - Slide

Uit hoeveel onderdelen bestaat de Passé Composé?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

Hoe maak je een voltooid deelwoord?
A
stam van het werkwoord + é
B
hele werkwoord + é

Slide 9 - Quiz

présent
passé composé
Je regarde Netflix
Luc et Sophie parlent français
On a fêté l'anniversaire
Vous avez invité Luc?

Slide 10 - Drag question

avoir (hebben)
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
ont
ai
avez
as
a

Slide 11 - Drag question

Zet de stappen in de correcte volgorde om de passé composé te maken van de regelmatige werkwoorden -ER
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Een vervoeging van avoir maken
Maak de stam van het werkwoord op -er
Plak 'é' achter de stam
Zoek het onderwerp

Slide 12 - Drag question

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord aimer.
Je/j'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
avons
avez
ont
as
a
ai

Slide 13 - Drag question

Welk werkwoord is een vast onderdeel van de passé composé?
A
aller
B
avoir
C
aimer
D
manger

Slide 14 - Quiz

Hoe maak je een passé composé?

A
avoir + ww - er + é
B
ww - er + é
C
avoir

Slide 15 - Quiz

Wat is de Passé Composé?
A
J'ai parlé
B
Je parlais
C
Je parlerai
D
Je parlerais

Slide 16 - Quiz

vous - manger

passé composé
A
vous mangez
B
vous avez mangé
C
vous êtes mangé
D
vous mangons

Slide 17 - Quiz

ils (regarder) in de passé composé:
A
a regardé
B
ont regardé
C
ent regardé
D
regardent

Slide 18 - Quiz

tu - parler

passé composé
A
tu as parlé
B
tu est parlé
C
tu parles
D
tu as parle

Slide 19 - Quiz

Wat geef ik aan met de passé composé?
A
iets dat vandaag gebeurt
B
iets dat in de toekomst gaat gebeuren
C
iets dat is al is gebeurd, de verleden tijd
D
geen idee.

Slide 20 - Quiz

Ils (envoyer, passé composé)
A
ont envoyé
B
sont envoyé
C
envoyais
D
envoyait

Slide 21 - Quiz

jouer, ils (passé composé),
(Schrijf ils over en denk aan hoofdletter en punt.

Slide 22 - Open question

Zet in de passé composé:
Je + chanter

Slide 23 - Open question

Zet in de passé composé:
Tu + commencer

Slide 24 - Open question

danser, je (passé composé)

Slide 25 - Open question

Au travail! 
Fais les exercices 16a, 16b, 17d, 17e, 17f et 17g (page 22)

Klaar? Leer voca a (page 40)


Slide 26 - Slide