Hoofdstuk 3: Oorzaken criminaliteit

Leerdoelen hst 3
Aan het eind van deze les kun je:

- Uitleggen waarom jongens/mannen vaker criminaliteit plegen
- Uitleggen hoe leeftijd een rol speelt bij criminaliteit
- Benoemen welke oorzaken van criminaliteit er zijn (individueel en maatschappelijk) en uitleggen
1 / 37
next
Slide 1: Slide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Leerdoelen hst 3
Aan het eind van deze les kun je:

- Uitleggen waarom jongens/mannen vaker criminaliteit plegen
- Uitleggen hoe leeftijd een rol speelt bij criminaliteit
- Benoemen welke oorzaken van criminaliteit er zijn (individueel en maatschappelijk) en uitleggen

Slide 1 - Slide

Criminaliteit
Deze week herhaling 1+2 + nakijken 
+
Hoofdstuk 3
B: Waarom is er criminaliteit?
K: Oorzaken van criminaliteit

Slide 2 - Slide

Wat is een misdrijf?



A
Wildplassen.
B
Op de fiets zonder licht in het donker fietsen.
C
Zonder te betalen in de tram zitten.
D
Een krat bier uit de supermarkt stelen.

Slide 3 - Quiz

Leerdoelen hst 2
Aan het eind van deze les kun je:

- Uitleggen wat waarden en normen zijn
- Uitleggen wat (on)geschreven regels zijn
- Het begrip criminaliteit uitleggen
- Uitleggen hoe criminaliteit gebonden is aan plaats en tijd
- Het verschil tussen een overtreding en misdrijf uitleggen

Slide 4 - Slide

Wat is criminaliteit? (Definitie)
A
Onfatsoenlijk gedrag
B
Overtredingen
C
Door de wet strafbaar gesteld gedrag
D
Misdrijven

Slide 5 - Quiz

Na een overval op onze school durft Klaas niet meer naar school. Dit is een voorbeeld van:
A
Immateriële gevolgen van criminaliteit
B
Materiele gevolgen van criminaliteit

Slide 6 - Quiz

welk onderzoek is betrouwbaarder
A
slachtofferenquête
B
daderenquête

Slide 7 - Quiz

wie of wat bepaalt wat de hoogte van een straf voor een misdrijf moet zijn?
A
de rechter
B
Officier van Justitie
C
de Tweede Kamer
D
wetboek van strafrecht

Slide 8 - Quiz

Wat is GEEN reden dat politiestatistieken niet volledig zijn:
A
sommige delicten worden niet ontdekt (moeilijk op te sporen)
B
Aangiftebereidheid, soms durven mensen niet.
C
Er wordt geen aandacht aan gegeven vanuit de media
D
Selectieve opsporing, agenten lopen niet overal evenveel.

Slide 9 - Quiz

Om en om nakijken hst 1 +2
BB Klassikaal bespreken opdracht hst 1  6+9 + hst 2 6+9 
(KB Neem de begrippenlijst + samenvatting over in je boek)

KB klassikaal bespreken opdracht 12+13+ hst 2 opdr. 10
(BB Neem de begrippenlijst + samenvatting over in je boek)


Slide 10 - Slide

Tekst6 GOED OF FOUT? blz. 8 BB 

1. Criminaliteit is al het gedrag dat door DE RECHTER / DE WET strafbaar is gesteld.
 2. NORMEN / WAARDEN geven aan hoe je je normaal of netjes hoort te gedragen.
 3. Voor een misdrijf ga je naar HET HUIS VAN BEWARING / DE GEVANGENIS.
 4. “Niet met je schoenen op de bank” is een RECHTSREGEL / FATSOENSREGEL.
 5. Een delict is een GESCHREVEN REGEL / STRAFBAAR FEIT.
 6. Je krijgt meestal geen strafblad als je een MISDRIJF / OVERTREDING hebt begaan.
 7. WAARDEN / NORMEN komen voort uit WAARDEN / NORMEN.
 8. Voor een overtreding kun je een celstraf van maximaal ÉÉN / VIER jaar krijgen.
 
 








Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Tekst12 PLAATS- EN TIJDGEBONDEN blz. 11 KB 
a. Tekst A is een voorbeeld van criminaliteit als plaatsgebonden begrip, want in België mag het hele jaar vuurwerk worden verkocht, terwijl dit in Nederland het grootste deel van het jaar verboden is.
 
b. In veel andere landen is het gedrag van de Pakistaan niet strafbaar of wordt het veel minder zwaar bestraft.
In Nederland bijvoorbeeld staat daar helemaal geen straf op.
 



Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

6 WELK DEEL VAN DE OVERHEID? blz. 14 BB 

  • Leden beruchte drugsbende gearresteerd 2
  •  Twee jaar gevangenisstraf voor afpersing 3
  •  Nieuwe wet: mondkapje verplicht in winkel 1
  •  Op koopzondagen parkeerverbod in winkelcentrum 4
  •  Extra politie-inzet bij risicowedstrijd in Johan Cruijff ArenA 5 




Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

10 WELK WOORD ONTBREEKT? blz. 20 KB
1. immateriële
2. aangiftebereidheid
3. materiële
4. sociaal
5. rechtsgevoel
6. eigenrichting
7. politieke agenda
8. normvervaging

















Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

wie worden er crimineel?
lage maatschappelijke positie
etnische afkomst: groter percentage allochtonen dan autochtonen

geslacht: mannen en jongens
aangeboren verschillen, sterker en agressiever
en verschil in opvoeding: socialisatie
leeftijd: jongens 16-24 jaar

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Dé crimineel bestaat niet
Maatschappelijke positie
De combinatie van werkloosheid, geldgebrek en verveling vergroot de kans op crimineel gedrag
Uitzondering: witteboordencriminaliteit
Etnische afkomst
Allochtonen komen vaker in aanraking met politie dan autochtonen.
Aangiftebereidheid is ook groter..
Geslacht
Jongens zijn vaker crimineel dan meisjes.
Socialisatie is hierbij belangrijk aspect
Leeftijd
Veelvoorkomende criminaliteit door 16 tot 23 jaar
Recidivist

Slide 21 - Slide

Waarom wordt iemand crimineel?
We onderscheiden 2 oorzaken:

- De individuele oorzaken (  waar de 'crimineel' zelf last van heeft).
- Maatschappelijke oorzaken ( die door de maatschappij komen)

Slide 22 - Slide

Individuele oorzaken
-  Gebrekkige opvoeding
- Gedrags- en psychische problemen
- Sterke groepsdruk
- Drugsgebruik/ alcoholgebruik (40% oiv alcohol)
- Persoonlijkheidskenmerken (aangeboren agressief)

Slide 23 - Slide

Gebrekkige opvoeding
Aangeleerd gedrag binnen een gezin.


Kans op antisociaal en agressief gedrag neemt toe.

Slide 24 - Slide

Gedrags- en psychische problemen
Verwaarlozing , mishandeling, geweld thuis.

Problemen op school, spijbelen.

Slide 25 - Slide

Groepsdruk
De ''druk'' om met je vrienden iets strafbaars te doen.

Je wordt overgehaald en schakelt tijdelijk je schuldgevoel uit.

Hogere positie in de groep.

Hoe werkt groepsdruk? Kijk video

Slide 26 - Slide

Drugsgebruik
40% geweldsmisdrijven wordt gepleegd onder invloed van alcohol.

Drugsverslaafden: geld stelen om drugs te kopen

Slide 27 - Slide

Persoonlijkheidskenmerken
Aangeboren eigenschap tot agressief gedrag of gebrek aan zelfdiscipline, problematische moeite met autoriteit of teleurstellingen.

Slide 28 - Slide

maatschappelijke oorzaken
- Slechte levensomstandigheden
- Minder sociale controle in de buurt 
- Gelegenheid maakt de dief   (gelegenheidsmotief)
- Normvervaging
- Gebrek maatschappelijke bindingen (familie , vrienden, werk)
- Eens een dief, altijd een dief. (etikettering)

Slide 29 - Slide

Slechte levensomstandigheden
Lage maatschappelijke positie
Een lage maatschappelijke positie kan leiden tot crimineel gedrag. Wanneer iemand met weinig geld toch een mooie auto wil rijden kan hij besluiten deze te stelen omdat hij/zij vindt dat hij er recht op heeft

Slide 30 - Slide

Anonieme samenleving

Geen sociale controle: 
Mensen letten niet op elkaar, buren kennen elkaar niet, niet durven aanspreken op elkaars gedrag (sociale cohesie).




Slide 31 - Slide

Gelegenheidsmotief
Als de pakkans klein is, neemt de criminaliteit toe.


Weinig tot geen beveiliging, politie heeft andere prioriteiten.

Mensen maken van de gelegenheid gebruik om een delict te plegen.
Zie: Rationele Keuzetheorie

Slide 32 - Slide

Minder besef van waarden en normen
Normvervaging

Minder besef van gemeenschappelijke waarden en normen.

Rechtsregels worden minder nageleefd.

Slide 33 - Slide

Gebrek aan maatschappelijke bindingen.

Geen familie, vrienden, school, werk. 

Niemand hoeft rekening met jou te houden. 

Regels en de samenleving interesseren je minder.

Je hebt niets te verliezen.

Slide 34 - Slide

Eens een dief, altijd een dief.
Etiket: 'crimineel'

Mensen gaan zich volgens dit etiket gedragen en gaan weer de fout in.


Slide 35 - Slide

Aan het werk
KB Maak hst 3 Oorzaken van criminaliteit blz. 30 t/m 39
BB hst 3 Waarom is er criminaliteit blz. 18 t/m 23

Slide 36 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je:

- Uitleggen waarom jongens/mannen vaker criminaliteit plegen
- Uitleggen hoe leeftijd een rol speelt bij criminaliteit
- Benoemen welke orzaken van criminaliteit er zijn (individueel en maatschappelijk) en uitleggen

Slide 37 - Slide