Engelse werkwoorden

Werkwoordspelling
Engelse werkwoorden
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werkwoordspelling
Engelse werkwoorden

Slide 1 - Slide

Welke werkwoorden uit het Engels gebruiken we in het Nederlands?

Slide 2 - Open question

Engelse werkwoorden
Vervoegen we op dezelfde manier als Nederlandse werkwoorden.
Dus:
ik werk                    ik relax
jij werkt               jij relaxt
hij/zij/het werkt               hij/zij/het relaxt
wij werken               wij relaxen

Slide 3 - Slide

In de verleden tijd:
ik werk + te --> werkte                    ik relax + te --> relaxte
wij werk + ten --> werkten                 wij relax + ten --> relaxten
wij hebben gewerkt         wij hebben gerelaxt

Slide 4 - Slide

Andere voorbeelden:

coachen - coacht - coachte - gecoacht
daten - datet - datete - gedatet
racen - racet - racete - geracet
uploaden - uploadt - uploadde - geüpload

Slide 5 - Slide

Engelse werkwoorden met een dubbele medeklinker
Ze houden een dubbele medeklinker als het nodig is voor de uitspraak. 
app - ap: verkeerde uitspraak, dus:
ik app, hij appte, wij hebben geappt

grill - gril: geen verkeerde uitspraak, dus:
ik gril, hij grilde, wij hebben gegrild



Slide 6 - Slide

Engelse werkwoorden met een dubbele medeklinker
volleyballen - baseballen

hij volleybalt - hij volleybalde - gevolleybald

hij baseballt - hij baseballde - gebaseballd



Slide 7 - Slide

Zij (mixen) gisteren het cakebeslag.
A
mixt
B
mixtte
C
mixte
D
mixxte

Slide 8 - Quiz

Mark (timen) vorige week zijn snelheid.
A
timet
B
timede
C
timete
D
timedde

Slide 9 - Quiz

Evelien (faxen) morgen de brief naar jou.

Slide 10 - Open question

Hebben jullie vorige week bij dat restaurant (brunchen)?

Slide 11 - Open question

Hij is na de toets naar huis (racen).

Slide 12 - Open question

Michelle (downloaden) vorige week de nieuwste muziek.

Slide 13 - Open question

(Barbecueën) jullie gisteren in de tuin?

Slide 14 - Open question

Zij (passen) de bal naar haar teamgenoot.

Slide 15 - Open question

Hoe lang (daten) jij vorig jaar met dat meisje?

Slide 16 - Open question

Snap je hoe je Engelse werkwoorden moet spellen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Oefenen:
blz. 260 - 261: opdr. 1 t/m 5

Slide 18 - Slide