Herhaling hoofdstuk 5 jaar 1 (steunles 1 juni)

Vertaal de woordjes naar het Nederlands

1 / 51

Slide 1: Slide

FransMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

Lesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vertaal de woordjes naar het Nederlands

Slide 1 - Slide

passer

Slide 2 - Open question

avril

Slide 3 - Open question

refuser

Slide 4 - Open question

je vois

Slide 5 - Open question

petit(e)

Slide 6 - Open question

vert(e)

Slide 7 - Open question

drôle

Slide 8 - Open question

qui

Slide 9 - Open question

la question

Slide 10 - Open question

aout

Slide 11 - Open question

prochain(e)

Slide 12 - Open question

demander

Slide 13 - Open question

l'oncle

Slide 14 - Open question

chez

Slide 15 - Open question

les yeux

Slide 16 - Open question

Vertaal de zinnen naar het Nederlands

Slide 17 - Slide

Tu as quel âge?

Slide 18 - Open question

Il porte des lunettes.

Slide 19 - Open question

Oui, il aime le foot.

Slide 20 - Open question

C'est qui, Simon?

Slide 21 - Open question

Ton frère est comment?

Slide 22 - Open question

Tu as passé un bon weekend?

Slide 23 - Open question

Schrijf de getallen op

Slide 24 - Slide

soixante-dix-neuf

Slide 25 - Open question

quatre-vingt-treize

Slide 26 - Open question

quatre-vingt-cinq

Slide 27 - Open question

soixante-huit

Slide 28 - Open question

Schrijf de getallen uit in Franse woorden

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Open question

Slide 31 - Open question

Slide 32 - Open question

100

Slide 33 - Open question

Passé composé: vul de goede vorm van het werkwoord 'avoir' in

Slide 34 - Slide

Elle ___ mangé un croissant.

Slide 35 - Open question

Vous ___ aimé le dîner?

Slide 36 - Open question

J'___ adoré la pizza.

Slide 37 - Open question

Ils ___ détesté les légumes.

Slide 38 - Open question

Passé composé: schrijf het voltooid deelwoord op

Slide 39 - Slide

Nous avons ___ des vêtements noirs. (porter)

Slide 40 - Open question

Elles ont ___ leurs cahiers. (oublier)

Slide 41 - Open question

Il a ___ de club de tennis. (changer)

Slide 42 - Open question

Le cours a ___. (commencer)

Slide 43 - Open question

Schrijf de goede vorm van het bijvoeglijk naamwoord op

Slide 44 - Slide

La maison (v) est (grand).

Slide 45 - Open question

Le garçon (m) est (timide).

Slide 46 - Open question

Les baskets (mmv) sont (gris).

Slide 47 - Open question

Les robes (vmv) sont (rouge).

Slide 48 - Open question

Il porte un T-shirt (m) (bleu).

Slide 49 - Open question

Les filles (vmv) sont (petit).

Slide 50 - Open question

La fin

Lever deze LessonUp in.

Slide 51 - Slide