Hoofdstuk 3.3 Nettokracht

H3: Krachten 
Introductie
§ 3.1 Krachten herkennen
§ 3.2 Krachten meten

§ 3.3 Nettokracht
§ 3.4 Krachten in werktuigen
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H3: Krachten 
Introductie
§ 3.1 Krachten herkennen
§ 3.2 Krachten meten

§ 3.3 Nettokracht
§ 3.4 Krachten in werktuigen

Slide 1 - Slide

Terugblik
  1. Je kunt het verband beschrijven tussen de uitrekking van een veer en de kracht die op de veer werkt.
  2. Je kunt krachten meten met een krachtmeter (veerunster).
  3. Je kunt de zwaartekracht op een voorwerp berekenen als de massa is gegeven.
  4. Je kunt uitleggen wat een krachtenschaal is.
  5. Je kunt een kracht op een gegeven krachtenschaal tekenen.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 3.3 Nettokracht
  1. Je kunt in geval van evenwicht beschrijven aan welke voorwaarden de krachten moeten voldoen.
  2. Je kunt in geval van evenwicht de bijbehorende krachten benoemen.
  3. Je kunt de nettokracht berekenen van krachten die werken op één voorwerp.

Slide 3 - Slide

Krachten
Op een schilderij dat aan de muur hangt werkt een zwaartekracht. 

Toch valt het schilderij niet van de muur. 
Hoe kan dat?

Slide 4 - Slide

Twee krachten in evenwicht
In fig 1 zie je een zak groenten die aan een krachtmeter hangt. 
Op de zak werken twee krachten: 
de zwaartekracht en de veerkracht.
De zwaartekracht (Fz) werkt naar beneden, 
de veerkracht (Fv) omhoog.
In deze situatie houden de krachten elkaar in evenwicht.
Daardoor gebeurt er niets: 
de zak beweegt niet omhoog en ook niet omlaag.
Zwaartekracht en veerkracht.

Slide 5 - Slide

Twee krachten in evenwicht
Hier zijn er twee krachten die evenwicht
maken (evengroot zijn maar in tegengestelde richting): 
de zwaartekracht (Fz) en de spankracht (Fs). 

Bij evenwicht, dus stilhangen, is de nettokracht 0 N.

De spankracht ontstaat doordat het touw wordt 
uitgerekt. Lijkt op veerkracht bij een veer.

Zwaartekracht en spankracht.

Slide 6 - Slide

Twee krachten in evenwicht
Er is nog een andere kracht die vaak evenwicht maakt
met de zwaartekracht. 
In fig 3 zie je een voorbeeld: een fruitschaal die op een tafel staat. 
Het tafelblad wordt door de schaal een heel klein beetje
ingedrukt.
Daardoor ontstaat een kracht die recht omhoog werkt: 
de normaalkracht (Fn). 
De normaalkracht maakt evenwicht met de zwaartekracht
zodat de schaal niet naar beneden val
Zwaartekracht en spankracht.

Slide 7 - Slide

De nettokracht bij evenwicht
Er zijn steeds twee krachten die evenwicht maken. 
Daarvoor moet aan drie voorwaarden zijn voldaan:
  • 1. De krachten zijn even groot.
  • 2. De krachten liggen op dezelfde lijn (in elkaars verlengde).
  • 3. De krachten hebben een tegengestelde richting.
  • Als krachten evenwicht maken, lijkt het alsof er geen kracht op het voorwerp werkt. 
  • Je zegt in dat geval dat de nettokracht op het voorwerp 0 N is. 
  • De nettokracht is de optelsom van alle krachten samen.

Slide 8 - Slide

Rekenen met de nettokracht
Om de nettokracht op een voorwerp te vinden, pas je twee regels toe:

  • Krachten in dezelfde richting tel je bij elkaar op.

  • Krachten in tegengestelde richting trek je van elkaar af.

Slide 9 - Slide

Voorbeeldopdracht 1
Je ziet twee krachten die op een verhuisdoos werken.
Kracht 1 (F1) is 15 N en kracht 2 (F2) is 25 N.
Bereken de nettokracht op de doos.
 Hoe groot is de nettokracht op de doos?
  • Uitwerking
  • De krachten werken in tegengestelde richting. 
  • Je moet ze dus van elkaar aftrekken.
  • nettokracht = kracht 2 − kracht 1
  • nettokracht = 25 N − 15 N = 10 N

Slide 10 - Slide

Afsluiting: we weten.................
  1. Je kunt in geval van evenwicht beschrijven aan welke voorwaarden de krachten moeten voldoen.
  2. Je kunt in geval van evenwicht de bijbehorende krachten benoemen.
  3. Je kunt de nettokracht berekenen van krachten die werken op één voorwerp.

Slide 11 - Slide