Conditionals

If and When (grammar 11)
  • If betekent "als". Je gebruikt if als je nog niet zeker weet, of iets gaat gebeuren of om een voorwaarde aan te geven.
  • You can still catch the train if you leave right now.


  • When betekent "toen" of "wanneer". Je gebruikt when als je zeker weet dat iets gaat gebeuren
  • I'll visit you when I'm in England next month.    
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

If and When (grammar 11)
  • If betekent "als". Je gebruikt if als je nog niet zeker weet, of iets gaat gebeuren of om een voorwaarde aan te geven.
  • You can still catch the train if you leave right now.


  • When betekent "toen" of "wanneer". Je gebruikt when als je zeker weet dat iets gaat gebeuren
  • I'll visit you when I'm in England next month.    

Slide 1 - Slide

My parents will buy me a car (if/when) I turn eighteen.
A
if
B
when

Slide 2 - Quiz

(if/when) it rains tomorrow, we can't have a picnic.
A
If
B
When

Slide 3 - Quiz

You'll understand what I mean ___ you're older
A
if
B
when

Slide 4 - Quiz

check:
Wanneer gebruik je 'when'?
A
als je niet zeker weet of iets gaat gebeuren
B
om iets te eisen
C
om een voorwaarde te stellen
D
als je zeker weet dat iets gaat gebeuren

Slide 5 - Quiz

Check:
Wanneer gebruik je 'if'?
A
als je niet zeker weet of iets gaat gebeuren
B
om een voorwaarde aan te geven
C
als je zeker weet dat iets gaat gebeuren
D
om iets te eisen

Slide 6 - Quiz

Conditionals

Slide 7 - Slide

  • 0 conditional
  • 1st conditional
  • 2nd conditional
  • 3rd conditional

Slide 8 - Slide

Conditionals (als...dan)
Zero conditional:               Hoe: present simple - present simple
Wanneer: feit, wetenschappelijk bewezen, uitkomst staat vast
If you stand in the rain, you get wet.                           If you cut the tree, it falls down. 

First conditional:               Hoe: present simple - will/won't + hele ww
Wanneer: voorspelling, gaat waarschijnlijk gebeuren, logisch gevolg
If you marry him, you won't be happy.                        If we leave now, we will be in time 

Second conditional:         Hoe: past simple - would + hele ww
Wanneer: Hypothetisch, niet concreet, staat niet vast, "bedacht" 
If she left him, he would make her life hell.             If we won the lottery we would buy a big house       

Slide 9 - Slide

  • Zero conditional
 
if sentence
result
present simple
present simple
If you add two and two,
you get four. 
General truths and habits 

Slide 10 - Slide

  • First conditional
 
if sentence
result
present simple
will + infinitive
If I get sick,
I will go to the doctor.
Possible or likely things in the future 

Slide 11 - Slide

  • Second conditional
 
if sentence
result
past simple
would + infinitive
If I won the lottery,
I would buy a car.
impossible things in the present, unlikely things in the future 

Slide 12 - Slide

Een zero conditional gebruik je voor feiten:
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Welke van deze zinnen is een 'zero conditional'?
A
Ice melts if you heat it.
B
If water reaches a 100 degrees, it boils.
C
If it rains, the grass gets wet.
D
All the answers are correct.

Slide 14 - Quiz

If you had money, you ....(buy) a new car

Slide 15 - Open question

If he walks to school, I ....(go) with him.

Slide 16 - Open question

If you want to leave, I .....(go) with you.

Slide 17 - Open question

If my parents sold our house, we ....(be) homeless.

Slide 18 - Open question

Zero conditional 
First conditional 
Second conditional 
Het is onwaarschijnlijk dat er aan de voorwaarde voldaan wordt.
Het is waarschijnlijk dat er aan de voorwaarde voldaan wordt.
Het is een feit.

Slide 19 - Drag question

Zero conditional:

First conditional:

Second conditional:
If + present simple
If + present simple 
If + past simple 
present simple
will/won't  + hele ww
would + hele ww

Slide 20 - Drag question

Conditionals (if- clause statement)
Drag the example to the appropriate conditional. 
zero conditional 
first
conditional 
second
conditional 

Slide 21 - Drag question