This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
1.8 Grammatica woordsoorten les 3
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
- Je herhaalt de grammatica woordsoorten van jaar 1.
- Je kent het verschil tussen een enkelvoudige en samengestelde zin.
- Je kunt het voegwoord, aanw. vnw en vr.vnw benoemen.
Slide 2 - Slide
Lesdoelen:
Aan het eind van de les herken je de volgende woordsoorten in een zin en je kunt deze benoemen:
lidwoord (lw)
zelfstandig naamwoord (znw)
bijvoeglijk naamwoord (bnw)
voorzetsel (vz)
voegwoord (vw)
zelfstandig werkwoord (zww)
hulpwerkwoord (hww)
koppelwerkwoord (kww)
persoonlijk voornaamwoord (pers vnw)
bezittelijk voornaamwoord (bez vnw)
aanwijzend voornaamwoord (av)
vragend voornaamwoord (vrv)
Slide 3 - Slide
Woord van de week
Het
.......
Slide 4 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
Huiswerkcontrole opdracht 12, 13 en 15
Uitleg av, vrv en vw
Werken aan huiswerk: opdracht 8 tot en met 11
Slide 5 - Slide
Huiswerk van vandaag
Huiswerkcontrole
1.8 opdracht
12, 13 en 15
Slide 6 - Slide
Een zin heeft nooit meer dan één persoonsvorm. deze uitspraak is:
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quiz
Een zin kan dus meerdere persoonsvormen bevatten. Een zin met één persoonsvorm noem je een:
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 8 - Quiz
Een zin met één persoonsvorm noem je een enkelvoudige zin. Een zin met meerdere persoonsvormen noem je een samengestelde zin. Welke zin is enkelvoudig?
A
Terwijl ik televisiekijk, eet ik een zak chips.
B
Waarom is Jantien zo van streek?
Slide 9 - Quiz
Welke zin is samengesteld?
A
Op een van de bordjes stond vermeld dat je niet op het gras mocht lopen.
B
Heb jij gisteren bij die boekenwinkel het nieuwe boek van Nadine Beijlo besteld?
Slide 10 - Quiz
Enkelvoudige zin
Zin met één persoonsvorm
Samengestelde zin
Zin met twee of meer persoonsvormen
Slide 11 - Slide
Voorbeeld enkelvoudige zin
Het wordt slecht weer vandaag.
Ik ga vandaag naar de Action.
Hij kijkt veel naar Star Wars.
Slide 12 - Slide
Voorbeeld samengestelde zin
Het wordt vandaag mooi weer en we gaan lekker naar het strand.
Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daar over op zijn website.
Slide 13 - Slide
Voegwoorden
Voegwoorden zijn een soort cement.
Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.
Slide 14 - Slide
Nevenschikking voegwoorden
En
Maar
Dus
Want
Onderschikking voegwoorden
Aangezien
Als
Dat
Doordat
Terwijl
Toen
Slide 15 - Slide
Wat is het voegwoord in de volgende zin? Vroeger laadden ze een accu niet op, maar gooiden ze hem weg.
A
vroeger
B
laadden op
C
gooiden weg
D
maar
Slide 16 - Quiz
Toen de waterleiding lekte, dichtten wij het gat met plakband. Het voegwoord is:
A
Toen
B
lekte
C
dichtten
D
met
Slide 17 - Quiz
Ons bedrijf zal alles onderzoeken, zodat de problemen verholpen worden. Schrijf het voegwoord op.
Slide 18 - Open question
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Benoem de vr. vnw of aanw. vnw 1 Welke docenten zou jij wel de nek om willen draaien?
Slide 21 - Open question
Benoem het vr. vnw of aanw. vnw 2 Waarom heb jij voor die sport gekozen?