Junior Einstein groep 8 les 7 (Moet het verspreiden van nepnieuws bestraft worden?)

Dit is Junior Einstein les 5 voor groep 8.
De tekst: Moet het verspreiden van nepnieuws bestraft worden?.
Je krijgt zo een tekst te zien. Lees deze tekst eerst goed door. Maak daarna de vragen. De tekst komt voor elke vraag opnieuw in beeld, zodat je makkelijk met één klik naar de tekst kunt.

Tip: Lees voor het beantwoorden van de vraag ook de zinnen die voor en na de genoemde regels komen!
1 / 15
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 8

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Dit is Junior Einstein les 5 voor groep 8.
De tekst: Moet het verspreiden van nepnieuws bestraft worden?.
Je krijgt zo een tekst te zien. Lees deze tekst eerst goed door. Maak daarna de vragen. De tekst komt voor elke vraag opnieuw in beeld, zodat je makkelijk met één klik naar de tekst kunt.

Tip: Lees voor het beantwoorden van de vraag ook de zinnen die voor en na de genoemde regels komen!

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

1. Lees: De verspreiding ... media. (r. 2)
Wat is de betekenis van 'media' hier?

Het overdragen van nepnieuws via ...
A
bijvoorbeeld de gong, trompet of een vleugel.
B
bijvoorbeeld de krant, radio, tv of internet.
C
een roddelaar die kwaadspreekt over een ander
D
een spiritueel persoon.

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

2. Wie zijn het ermee eens dat verspreiden van nepnieuws bestraft moet worden?
A
Hugo en Maud
B
Hugo en Leroy
C
Maud en Naomi
D
Naomi en Leroy

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

3. Wat vat het best de reactie van Maud samen?
A
Als je muziek maakt, mag je altijd liegen.
B
Een leugen om bestwil moet kunnen en kan ook heel handig zijn.
C
Er kunnen heel veel verschillende redenen zijn om nepnieuws te verspreiden.
D
Je mag nooit liegen tegen andere mensen.

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

4. Lees de reactie van Naomi. (r. 18-21)
Welk spreekwoord hoort bij de reactie van Naomi?

A
AI is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel.
B
De appel valt niet ver van de boom.
C
Kleine leugens leiden tot grote leugens.
D
Wie a zegt moet ook b zeggen.

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide



5. Wie vindt dat een leugen niet altijd bestraft hoeft te worden?
A
Hugo
B
Maud
C
Leroy

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

6. In welke zin lees je een feit?
A
Een presentator ... gaat. (r. 6 en 7)
B
lk denk ... doen. (r. 14 en 15)
C
Straf voor ... goed. (r. 22)
D
Als dat ... nepnieuws! (r. 24-26)

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

7. Wat voor soort tekst is dit?
A
een fictieve tekst
B
een informatieve tekst
C
een instructieve tekst
D
een tekst met meningen

Slide 15 - Quiz