3B - Les 2 (T2 BS2)

T2 BS2 - Voortplantingsstelsel van een vrouw
Leerdoel:
2.2.1 Je kunt de delen van het voortplantingsstelsel van een vrouw aanwijzen in een afbeelding.
2.2.2 Je kunt de functies en werking van delen van het voortplantingsstelsel van een vrouw beschrijven.
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

T2 BS2 - Voortplantingsstelsel van een vrouw
Leerdoel:
2.2.1 Je kunt de delen van het voortplantingsstelsel van een vrouw aanwijzen in een afbeelding.
2.2.2 Je kunt de functies en werking van delen van het voortplantingsstelsel van een vrouw beschrijven.

Slide 1 - Slide

De vulva
Net als bij een man liggen bij een vrouw ook veel voortplantingsorganen in de onderbuik.

Een deel van de voortplantingsorganen van een vrouw kun je aan de buitenkant zien. Dit deel noem je de vulva:
• de buitenste en binnenste schaamlippen
• de top van de clitoris
• de opening van de vagina

Slide 2 - Slide

De vulva
De buitenste schaamlippen zijn de behaarde huidplooien. Hiertussen liggen de binnenste schaamlippen. De binnenste schaamlippen zijn vaak groter dan de buitenste.

Bovenaan tussen de schaamlippen ligt de top of ‘eikel’ van de clitoris (kittelaar). De clitoriseikel is gevoelig voor aanraking. Eromheen ligt een huidplooi, dat is de clitorishoed.

In het midden ligt de opening van de urinebuis. Daaronder ligt de opening van de vagina. Rond deze opening ligt het maagdenvlies.

Slide 3 - Slide

De vulva
De zwellichamen van de clitoris liggen onder de schaamlippen. De zwellichamen vullen zich met bloed bij seksuele opwinding. De wand van de binnenste schaamlippen maakt dan vocht. Daardoor wordt de toegang tot de vagina gladder.

Tussen alle huidplooien van de vulva kan vocht blijven zitten, waar bacteriën van leven. Daarom is het belangrijk elke dag de vulva met water te wassen. Gebruik geen zeep of douchegel, want dat kan de slijmvliezen irriteren.

In sommige landen worden meisjes besneden. Daarbij wordt een deel van de vulva weggesneden. In Nederland is het verboden om meisjes te besnijden.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Aantekeningen
Vulva = Uitwendige delen van het vrouwelijk voortplantingsstelsel.

Buitenste schaamlippen = Behaarde huidplooien.

Binnenste schaamlippen = Huidplooien die vocht (kunnen) aanmaken.

Clitoris = Geslachtsorgaan van de vrouw, bestaat uit zwellichamen (inwendig) en clitoriseikel (uitwendig).

Slide 6 - Slide

In het lichaam
De andere voortplantingsorganen van een vrouw liggen in de onderbuik.

De baarmoeder bestaat uit een dikke laag spieren met aan de binnenkant het baarmoederslijmvlies. Het baarmoederslijmvlies bevat veel bloedvaten. In de baarmoeder kan een bevruchte eicel uitgroeien tot een baby.

Aan de onderkant van de baarmoeder zit de baarmoedermond. Onder de baarmoedermond begint de vagina (schede). Dit is een kanaal van de baarmoeder naar buiten.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Aantekeningen
Baarmoeder = Orgaan waarin zich het embryo ontwikkelt.

Baarmoederslijmvlies = Binnenkant van de baarmoeder; de dikte verandert tijdens de cyclus.

Vagina (schede) = Tunnel tussen de baarmoeder en de vulva.

Slide 9 - Slide

Eicellen maken
De eierstokken maken eicellen. De eicellen zitten in follikels. Een follikel is een soort blaasje. Dit blaasje neemt vocht op en groeit daardoor. Dat noem je rijpen (zie afbeelding 8).

Ongeveer één keer per vier weken zit er zoveel vocht in de follikel dat hij openbarst. De eicel komt dan vrij uit de eierstok. Dit heet de eisprong (ovulatie). Een vrijgekomen eicel wordt opgevangen in de trechter.

De eileiders vervoeren de eicel naar de baarmoeder. In de eileider kan een zaadcel de eicel bevruchten.

Slide 10 - Slide

Eicellen maken
Nadat de eicel is vrijgekomen, verschrompelt de follikel.

Alle follikels zijn al gevormd voordat een meisje geboren wordt. Deze follikels kunnen rijpen vanaf de puberteit tot aan de overgang. Bij de meeste vrouwen begint de overgang rond hun vijftigste levensjaar. Na de overgang rijpen er geen follikels meer. Er komen dan geen eicellen meer vrij.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Aantekeningen
Eierstok = Deel waar de eicellen zich ontwikkelen.

Eisprong (ovulatie) = Een eicel komt vrij uit de eierstok.

Eileider = Vervoer van eicellen van de eierstok naar de baarmoeder .

Slide 13 - Slide

Aan de slag
Lees 2.2 zelfstandig door.
Maak de opdrachten van 2.2.
Maak de test jezelf van 2.2 (groene score = afgerond). 

HUISWERK KOMENDE WEEK DINSDAG:
T2: BS1+2 alle opdrachten + de test jezelf in het groen.

Slide 14 - Slide