1sA, wk 3: 1.8 vervolg spelling

Welkom!
Pak je boek, pen en zet je tas op de grond.
  

Zit klaar zodat we direct met de les kunnen beginnen.

1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Pak je boek, pen en zet je tas op de grond.
  

Zit klaar zodat we direct met de les kunnen beginnen.

Slide 1 - Slide

Lesopbouw

  • Wat weet je al?
  • Doel
  • Uitleg + zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Wat weet je al?
  • Hoe vind je de persoonsvorm?
  • Wat is de tegenwoordige tijd?
  • Wat is de stam van een werkwoord?
  • Wat is een onregelmatig werkwoord?  hebben, zijn en kunnen (zullen, willen en mogen)

Slide 3 - Slide

Doel
Aan het eind van de les kan ik 
werkwoorden in de tegenwoordige tijd 
op de juiste manier vervoegen:
ik-vorm
hij-vorm
wij-vorm
Ik weet wat een onregelmatig werkwoord is.

Slide 4 - Slide

werkwoorden t.t.
enkelvoud:
  • ik 
  • hij/zij/jij/het
meervoud:
  • wij/jullie/zij                                                                               


Slide 5 - Slide

stam + ik-vorm t.t
Stam = hele werkwoord --> -en eraf!
ik-vorm = soms hetzelfde als de stam, soms aanpassen.
hele ww                          stam                     ik-vorm
werken                            werk                     werk
lopen
verhuizen
spellen


Slide 6 - Slide

hij-vorm + wij-vorm t.t.
hij-vorm = stam (ik-vorm) + t
wij-vorm = hele werkwoord

fietsen - ik fiets                        hij fietst                      wij fietsen
lopen -   ik  loop                        hij loopt                      wij lopen
raden - ik raad                          hij raadt                       wij raden

Slide 7 - Slide

Let op!
  • Gebiedende wijs: gebruik altijd de ik-vorm.
              Ren! Pas op!

  • Staat je/jij achter de persoonsvorm: gebruik altijd de ik-vorm.
              Jij loopt op de stoep - Loop jij op de stoep?

Slide 8 - Slide

Wat heb je geleerd?
Je kan werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.

  1. Joey en Mo................................ (maken) samen huiswerk.
  2. Sanne ............................... (branden) zich aan een kaars.
  3. Ik ......................... (beven) van de kou.

Slide 9 - Slide

Zelfstandig werken
Hoofdstuk 1.8 
- opdracht 9-10-11-12-15-17

Ben je klaar? test jezelf op je laptop

Slide 10 - Slide