This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Herhalen hoofdstuk 5
Slide 1 - Slide
Wat is 29,156828 op drie decimalen
A
29,267
B
29,16
C
29,156
D
29,157
Slide 2 - Quiz
Wat is 10,9951 afronden op twee decimalen
A
10,10
B
10,99
C
11
D
11,00
Slide 3 - Quiz
Wat is 43,4036 afronden op helen?
A
44
B
40
C
43,5
D
43
Slide 4 - Quiz
9,01 : 100 =
A
0,0901
B
0,91
C
0,091
D
0,00901
Slide 5 - Quiz
85,6 .10
A
85610
B
856
C
8560
D
85,60
Slide 6 - Quiz
Wat is 356 958 afrond op honderdtallen
A
356900
B
456960
C
400 000
D
357 000
Slide 7 - Quiz
Bereken op je rekenmachine 13: 340 rond af op drie decimalen
A
0,039
B
0,038
C
0,0383
D
0,0382
Slide 8 - Quiz
Bereken op je rekenmachine 275. 0,24
A
275,24
B
110
C
55
D
66
Slide 9 - Quiz
Bereken op je rekenmachine
43.8−6.2
A
3
B
2
C
8
D
21
Slide 10 - Quiz
wat is 5,5% van 400?
A
22
B
11
C
5,5
D
220
Slide 11 - Quiz
Wat is 80% van 300
A
380
B
240
C
80
D
24
Slide 12 - Quiz
Hoeveel procent is 8 van 25
A
82%
B
32%
C
16%
D
40%
Slide 13 - Quiz
Vereenvoudig de verhouding 24: 80
A
1:57
B
1:5
C
12:40
D
3:10
Slide 14 - Quiz
Vereenvoudig de verhouding 30:15
A
2:1
B
6:3
C
3:1
D
1:2
Slide 15 - Quiz
Abel, Ben en Charlie krijgen €120 euro betaald voor hun bijbaantje. Ze beslissen het bedrag te splitsen in de verhouding 1:3:6 Hoeveel geld krijgt Charlie?
A
12
B
72
C
20
D
40
Slide 16 - Quiz
Acht flessen water kost samen €3,60. Hoeveel kost één fles water?
A
€ 28,80
B
€ 0,30
C
€0,45
D
€3,53
Slide 17 - Quiz
P en Q zijn omgekeerde evenredig met elkaar verbonden wat moet op de plek van de ster