Meer dan lezen par. 3, les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Programma

De toets gaan we inzien als die is ingehaald door alle 3e klassers. 

Let op: vanaf volgende week moet je weer een leesboek bij je hebben op de maandag!

2tvm: stopmotionfilmpjes!

1) Kerstverhaal

2) Kennis opfrissen met LessonUp

3) Theorie bespreken

4) Opdrachten maken

Lesdoelen

Je leert (nieuwe) tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.

Welke tekstverbanden ken je nog?

Toelichtend verband

Chronologisch verband

Opsommend verband

Beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde

Dingen worden achter elkaar genoemd.

Er wordt extra info gegeven (vaak een voorbeeld).

Concluderend verband

samenvattend verband

Tegenstellend verband

De schrijver trekt een conclusie uit de tekst.

Tegenovergestelde dingen worden genoemd.

De auteur geeft een verkorte weergave van eerdere informatie uit de tekst.

Chronologisch

concluderend

opsommend

samenvattend

tegenstellend

toelichtend

verder

zo

later

hoewel

dus

met andere woorden

Nieuwe verbanden: wat houden ze in en welke signaalwoorden kun je erbij bedenken?

doel-middelverband

oorzakelijk verband

redengevend verband

toegevend verband

vergelijkend verband

voorwaardelijk verband

Het verschil tussen redengevende en oorzakelijk verband

Het regent waardoor de straat nat wordt.

Oorzaak en gevolg waarop je niet altijd invloed hebt.

Het regent en daarom ga ik met de bus.

Je geeft aan waarom je iets doet.

Wat is het verschil tussen onderstaande verbanden?

Hoewel we vorig jaar niet zijn gaan kamperen, gaan we dit jaar wel.

• = Tegenstellend verband

Hoewel ik van kamperen houd, huur ik dit jaar een huisje.

• = Toegevend verband

We lezen een deel van tekst 1 klassikaal

Omcirkel ondertussen de signaalwoorden die je tegenkomt.

We bespreken ook vraag 1 t/m 6.

Vul hierna in tweetallen het 

schema in dat je van 

de docent krijgt.

Je bespreekt het onderzoeksformulier met een ander tweetal.

Maak hierna vraag 7 t/m 11 van tekst 1 op blz. 18.

Klaar? Maak dan ook opdracht 4 en 5.2