Verbanden en signaalwoorden
Een
tijdsvolgorde (chronologie) herken je aan signaalwoorden zoals:
vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, dadelijk, terwijl, intussen, tijdens, inmiddels, sinds.
Een oorzaak – gevolg herken je aan signaalwoorden zoals: daardoor, doordat, zodat, de oorzaak hiervan is, waardoor, ten gevolge van.
Gevolg: niet meer in het donker durven fietsen.