Jan ging naar binnen, omdat het regende.
Jan ging bij de kachel zitten, maar hij werd niet droog.
Hij voelde aan de kachel, die uit was.
Hij pakte lucifers, want daarmee kon je de kachel aansteken.
Strijk, strijk, de lucifer streek langs het doosje.
Jan werd ongeduldig, eindelijk brandde de lucifer.
Hij gooide de lucifer in de kachel.
En boem, de kachel brandde, de kamer ook, en toen het hele huis!
Maar Jan was weer droog.
Voordat de brandweer uitrukte, moesten de brandweerlieden hun spullen bij elkaar zoeken.
Ze hadden nodig: een brandslang, water, laarzen, regenjassen en de brandweerwagen.
Voordat ze in de wagen sprongen, dronken ze hun blikje cola leeg.
Er waren ook nog pizza’s, hamburgers, worstjes en chips. Die moesten ook op.
Dan nog even opruimen, want rommel achterlaten voor de schoonmakers was niet netjes.
Toen de brandweer eindelijk was uitgerukt, konden ze Jans huis niet meer vinden.