Komma's en aanhalingstekens

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Pak je telefoon of iPad!
Noteer wat je weet van komma's en aanhalingstekens

Wanneer schrijf je komma's?
Wanneer schrijf je aanhalingstekens?

Slide 2 - Slide

Wanneer schrijf
je een komma?

Slide 3 - Mind map

Wanneer gebruik
je aanhalingstekens?

Slide 4 - Mind map

Pak je bordje
  • Je ziet een zin zonder komma's
  • Schrijf de zin over en noteer op de juiste plek de komma's

Slide 5 - Slide

Wanneer schrijf je een komma?
  • Als je een pauze hoort. Lees de tekst hardop, dan hoor je vanzelf een pauze. 
  • Bij een opsomming tussen bijvoeglijke naamwoorden
  • Ik hou van chocolade dropjes spekjes en koekjes. 
  • Ik hou van chocolade, dropjes, spekjes en koekjes. 
  • Tussen twee persoonsvormen
  • Als je te laat komt moet je een briefje halen.
  • Als je te laat komt moet je een briefje halen.
  • Voor- en nadat je iemand aanspreekt. 
  • Eva wil jij een stuk taart? 
  • Eva, wil jij een stuk taart? 
  • Je gebruikt een komma voor of na een uitroep
  • Hé waar zijn mijn schoenen gebleven?
  • Hé, waar zijn mijn schoenen gebleven?
  • Je gebruikt een komma voor de verbindingswoorden om twee zinnen te koppelen
  • Kai begon te lachen nadat hij door de stoel was gezakt.
  • Kai begon te lachen, nadat hij door de stoel was gezakt.

Slide 6 - Slide

Pak je schrift!
  • Je ziet 15 zinnen
  • Schrijf de zinnen over in je schrift met de juiste leestekens
  • Denk aan hoofdletters, punten en komma's

Slide 7 - Slide

jan ging naar binnen omdat het regende
jan ging bij de kachel zitten maar hij werd niet droog
hij voelde aan de kachel die uit was
hij pakte lucifers want daarmee kon je de kachel aansteken
strijk strijk de lucifer streek langs het doosje
jan werd ongeduldig eindelijk brandde de lucifer
hij gooide de lucifer in de kachel
en boem de kachel brandde de kamer ook en toen het hele huis
maar jan was weer droog
voordat de brandweer uitrukte moesten de brandweerlieden hun spullen bij elkaar zoeken
ze hadden nodig: een brandslang water laarzen regenjassen en de brandweerwagen
voordat ze in de wagen sprongen dronken ze hun blikje cola leeg
er waren ook nog pizza’s hamburgers worstjes en chips die moesten ook op
dan nog even opruimen want rommel achterlaten voor de schoonmakers was niet netjes
toen de brandweer eindelijk was uitgerukt konden ze jans huis niet meer vinden

jan ging naar binnen omdat het regende
jan ging bij de kachel zitten maar hij werd niet droog
hij voelde aan de kachel die uit was
hij pakte lucifers want daarmee kon je de kachel aansteken
strijk strijk de lucifer streek langs het doosje
jan werd ongeduldig eindelijk brandde de lucifer
hij gooide de lucifer in de kachel
en boem de kachel brandde de kamer ook en toen het hele huis
maar jan was weer droog
voordat de brandweer uitrukte moesten de brandweerlieden hun spullen bij elkaar zoeken
ze hadden nodig: een brandslang water laarzen regenjassen en de brandweerwagen
voordat ze in de wagen sprongen dronken ze hun blikje cola leeg
er waren ook nog pizza’s hamburgers worstjes en chips die moesten ook op
dan nog even opruimen want rommel achterlaten voor de schoonmakers was niet netjes
toen de brandweer eindelijk was uitgerukt konden ze jans huis niet meer vinden

Vul hoofdletters, punten en komma’s in.
Schrijf de zin helemaal over!
timer
10:00

Slide 8 - Slide

jan ging naar binnen omdat het regende
jan ging bij de kachel zitten maar hij werd niet droog
hij voelde aan de kachel die uit was
hij pakte lucifers want daarmee kon je de kachel aansteken
strijk strijk de lucifer streek langs het doosje
jan werd ongeduldig eindelijk brandde de lucifer
hij gooide de lucifer in de kachel
en boem de kachel brandde de kamer ook en toen het hele huis
maar jan was weer droog
voordat de brandweer uitrukte moesten de brandweerlieden hun spullen bij elkaar zoeken
ze hadden nodig: een brandslang water laarzen regenjassen en de brandweerwagen
voordat ze in de wagen sprongen dronken ze hun blikje cola leeg
er waren ook nog pizza’s hamburgers worstjes en chips die moesten ook op
dan nog even opruimen want rommel achterlaten voor de schoonmakers was niet netjes
toen de brandweer eindelijk was uitgerukt konden ze jans huis niet meer vinden

Jan ging naar binnen, omdat het regende.
Jan ging bij de kachel zitten, maar hij werd niet droog.
Hij voelde aan de kachel, die uit was.
Hij pakte lucifers, want daarmee kon je de kachel aansteken.
Strijk, strijk, de lucifer streek langs het doosje.
Jan werd ongeduldig, eindelijk brandde de lucifer.
Hij gooide de lucifer in de kachel.
En boem, de kachel brandde, de kamer ook, en toen het hele huis!
Maar Jan was weer droog.
Voordat de brandweer uitrukte, moesten de brandweerlieden hun spullen bij elkaar zoeken.
Ze hadden nodig: een brandslang, water, laarzen, regenjassen en de brandweerwagen.
Voordat ze in de wagen sprongen, dronken ze hun blikje cola leeg. 
Er waren ook nog pizza’s, hamburgers, worstjes en chips. Die moesten ook op.
Dan nog even opruimen, want rommel achterlaten voor de schoonmakers was niet netjes.
Toen de brandweer eindelijk was uitgerukt, konden ze Jans huis niet meer vinden.


Kijk de zinnen na op hoofdletters, punten en komma’s

Slide 9 - Slide

Pak je bordje
Je ziet een zin zonder aanhalingstekens. 

Schrijf de zin over op je bord, nu mét aanhalingstekens.

Soms is ook een dubbele punt vereist.....

Slide 10 - Slide

Aanhalingstekens
  • Jessie zei ik hoop dat we vandaag geen vertraging hebben

  • Regels
  • Er komt een dubbele punt als er voor het citaat de naam staat van de gene die spreekt.
  • Het citaat komt tussen enkele aanhalingstekens
  • Het citaat begint met een hoofdletter
  • De geciteerde zin eindigt altijd met een leesteken dat binnen de aanhalingstekens valt

  • Dus:
  • Jessie zei:
  • Jessie zei: 'Ik hoop dat we vandaag geen vertraging hebben'
  • Jessie zei: 'Ik hoop dat we vandaag geen vertraging hebben.'

Slide 11 - Slide

Aanhalingstekens
  • Nikki vroeg wie gaat er morgen mee naar het zwembad

  • Regels
  • Er komt een dubbele punt als er voor het citaat de naam staat van de gene die spreekt.
  • Het citaat komt tussen enkele aanhalingstekens
  • Het citaat begint met een hoofdletter
  • De geciteerde zin eindigt altijd met een leesteken dat binnen de aanhalingstekens valt

  • Dus:
  • Nikki vroeg:
  • Nikki vroeg:  'Wie gaat er morgen mee naar het zwembad'
  • Nikki vroeg: 'Wie gaat er morgen mee naar het zwembad?'

Slide 12 - Slide

Aanhalingstekens
  • We zijn kampioen riep Jasper lachend 

  • Regels
  • Er komt een dubbele punt als er voor het citaat de naam staat van de gene die spreekt.
  • Het citaat komt tussen enkele aanhalingstekens
  • Het citaat begint met een hoofdletter
  • De geciteerde zin eindigt altijd met een leesteken dat binnen de aanhalingstekens valt

  • Dus:
  • 'We zijn kampioen!', riep Jasper lachend.

Slide 13 - Slide

Wanneer gebruik je aanhalingstekens?
  • Enkele aanhalingstekens kunnen een citaat markeren: een uitspraak van iemand of een tekst die letterlijk is overgenomen uit een andere bron
  • Bijzonder woordgebruik: nieuw woord, onbekend woord, ironisch taalgebruik enzovoort
  • Betekenissen van woorden en zinnen worden in lopende zinnen doorgaans met enkele aanhalingstekens gemarkeerd. Bijvoorbeeld: Allochtoon betekent letterlijk ‘uit een ander land’.
  • Spreuken, motto’s, thema’s en dergelijke. Bijvoorbeeld: Wie ‘leven en laten leven’ hoog in het vaandel heeft, zal minder vaak conflicten hebben.
  • Titels. Het gedicht ‘Ligstoel’ van Herman De Coninck verscheen in de bundel De lenige liefde uit 1969.






Slide 14 - Slide

Oefening: plaats de juiste leestekens
1. De wethouder zei dat plan voer ik niet meer uit dat zal mijn opvolger moeten doen
2. Als ik mijn huiswerk af heb zei Guus kom ik nog even wat chillen 
3. Hij dacht nog waarom heb ik dat niet eerder gedaan 
4. Loop nou eens door
5. Onze kantine heeft tegenwoordig een veel groter aanbod chips  broodjes gezond  broodje kroket  gevulde koeken cola en sinas
6. Ik kijk graag naar het programma De wereld draait door
7. Zullen we volgend jaar weer naar Praag gaan vroeg de mentor of willen jullie naar Barcelona 
s winters ben ik veel actiever dan s zomers 
8.  'Lieverd, ik hou echt van je, ' zei zij tegen haar prins.

timer
7:00

Slide 15 - Slide

Nakijken
1. De wethouder zei: ' Dat plan voer ik niet meer uit, dat zal mijn opvolger moeten doen. ' 
2. 'Als ik mijn huiswerk af heb, ' zei Guus, 'kom ik nog even wat chillen. ' 
3. Hij dacht nog: 'Waarom heb ik dat niet eerder gedaan? ' 
4. Loop nou eens door!
5. Onze kantine heeft tegenwoordig een veel groter aanbod: chips, broodjes gezond, broodje kroket, gevulde koeken, cola en sinas. 
6. Ik kijk graag naar het programma 'De wereld draait door'.
7. 'Zullen we volgend jaar weer naar Praag gaan, ' vroeg de mentor, 'of willen jullie naar Barcelona?'
8. 's Winters ben ik veel actiever dan 's zomers.  


Slide 16 - Slide

Pak je telefoon of iPad!
Noteer wat je nu weet van komma's en aanhalingstekens.

Wanneer schrijf je komma's?
Wanneer schrijf je aanhalingstekens?

Slide 17 - Slide

Wanneer schrijf
je een komma?

Slide 18 - Mind map

Wanneer gebruik
je aanhalingstekens?

Slide 19 - Mind map

Tekst

Slide 20 - Slide