Recht faillissementsrecht

Recht
Herhaling van Ondernemersrecht en Faillissementsrecht


1 / 23
next
Slide 1: Slide
JuridischMBOStudiejaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 55 min

Items in this lesson

Recht
Herhaling van Ondernemersrecht en Faillissementsrecht


Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wat is een ander woord voor faillisementsrecht?
A
Ondernemersrecht
B
Strafrecht
C
Insolventierecht
D
Schuldeisersrecht

Slide 3 - Quiz

Wie staat er bovenaan de rangorde van schuldeisers?
A
Seperatisten
B
Hoogpreferenten
C
Wettelijk preferenten
D
Concurrende schuldeisers

Slide 4 - Quiz

Wie staat er bovenaan de rangorde van schuldeisers?
A
Seperatisten
B
Hoogpreferenten
C
Wettelijk preferenten
D
Concurrende schuldeisers

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Wat is de WSNP
A
Schuldsanering
B
Een soort uitkering
C
Betaalmiddel
D
Een krediet

Slide 7 - Quiz

Wat betekent WSNP?
A
Wet op de sociale voorzieningen
B
Wet op het voortgezet onderwijs
C
Wet schadeloosstelling natuurlijke personen
D
Wet schuldsanering natuurlijke personen

Slide 8 - Quiz

Wat is het doel van de WSNP?
A
Het verhogen van de belastingen
B
Te zorgen dat iedereen schuldeloos blijft.
C
Het verkrijgen van winst voor de overheid
D
Het bieden van een schuldregeling aan mensen met problematische schulden

Slide 9 - Quiz

Hoe lang duurt de WSNP?
A
52 maanden
B
40 maanden
C
24 maanden
D
36 maanden

Slide 10 - Quiz


Hoe heet de situatie waarin de schuldenaar nog niet failliet gaat, maar waarin de
schuldeisers moeten wachten op hun geld?
A
conservatoire fase
B
executoire fase
C
surseance van betaling
D
uitstel van betaling

Slide 11 - Quiz

Hier is sprake van...
A
Surseance van betaling
B
Faillissement

Slide 12 - Quiz

Wat is actio pauliana
A
Bevoegdheid om surceance te begeleiden
B
Bevoegdheid om Faillissement te begeleiden
C
Bevoegdheid om fraudeleuze handelingen terug te draaien
D
Bevoegdheid om geld zelf in je zak te steken.

Slide 13 - Quiz

Wat is een rechtsvorm?
A
De juridische vorm van een organisatie
B
Een nieuwe rechtsvorm die je uit moet kiezen bij de belastingdienst
C
De manier waarop je rechter zou kunnen worden
D
Iets met privé-aansprakelijkheid

Slide 14 - Quiz

Een BV, NV en VOF heeft meerdere eigenaren ...
A
Ja
B
Nee
C
Soms
D
Als dat in de oprichtingsakte staat wel

Slide 15 - Quiz

Wat is het grootste verschil tussen de bv/nv en de stichting/vereniging?
A
De nv/bv zijn rechtspersonen
B
De bv/nv heeft bestuurders
C
De bv/nv zijn op winst gericht
D
De bv/nv moet per notariele akte worden opgericht

Slide 16 - Quiz

Wat is het startkapitaal van een bv
A
0,01 euro
B
150 euro
C
18.000 euro
D
1 euro

Slide 17 - Quiz

Bij een rechtsvorm zonder rechtspersoonlijkheid ben je....
A
aansprakelijk met je privévermogen voor bedrijfsschulden.
B
niet aansprakelijk met je privévermogen voor bedrijfsschulden.

Slide 18 - Quiz

Welke rechtsvorm is zelf aansprakelijk
A
VOF
B
BV
C
Vereniging
D
NV

Slide 19 - Quiz

Bij welk recht hoort: het kopen van een huis?
A
personen en familierecht
B
ondernemersrecht
C
vermogensrecht
D
bestuursrecht

Slide 20 - Quiz

Je wilt een garage bouwen in je tuin
A
bestuursrecht
B
ondernemersrecht
C
strafrecht
D
vermogensrecht

Slide 21 - Quiz

Je mag stemmen voor de tweede kamer
A
bestuursrecht
B
ondernemersrecht
C
strafrecht
D
staatsrecht

Slide 22 - Quiz

Je wilt gaan trouwen
A
bestuursrecht
B
ondernemersrecht
C
strafrecht
D
personen/familierecht

Slide 23 - Quiz