This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
timer
1:00
Steeds meer vervang ik "of" in mijn leven door "en".
Slide 3 - Mind map
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
I. Het is verplicht om de Lifeguards het toezichtplan voor gezien en voor akkoord te laten ondertekenen.
II. Het toezichtplan is kort gezegd: een plan waarin duidelijk omschreven staat hoe en door wie het toezicht wordt uigeoefend.
A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 16 - Quiz
Wie is er verantwoordelijk voor dat aan alle wettelijke eisen wordt voldaan?
A
De gemeente
B
De Koninklijke Nederlandse Zwem Bond
C
De Lifeguards
D
De zwembadexploitant
Slide 17 - Quiz
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
I. Het toezichtplan geeft uitvoering aan de maatregelen die voorkomen dat de veiligheid en gezondheid van gebruikers nadelig wordt beïnvloedt.
II. De praktische uitvoering van het toezichtplan valt onder de verantwoordelijkheid van de Lifeguards.
A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 18 - Quiz
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
I. Wanneer er een noodlottig ongeval plaatsvindt, is er sprake van nalatigheid van de Lifeguard.
II. De houder van het zwembad moet verantwoording afleggen wanneer er een noodlottig ongeval plaatsvindt
A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 19 - Quiz
Bij voorkeur wordt het toezichtplan opgesteld door:
A
De lifeguards
B
De zwembadexploitant en het management
C
Het management
D
Het management en de Lifeguards
Slide 20 - Quiz
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
I. Te veel licht is vaker een probleem in zwembaden dan te weinig licht. II. De toegang tot de zwemzaal moet eigenlijk liggen bij het ondiepe gedeelte van het bassin.
A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 21 - Quiz
Wat valt niet onder preventief handelen:
A
Je moet attracties kunnen bedienen
B
Je moet in staat zijn om goed te observeren en alert te blijven
C
Je moet in staat zijn om snel te kunnen handelen
D
Je moet fysiek in staat zijn om een reddingsactie uit te kunnen voeren
Slide 22 - Quiz
Binnen hoeveel seconden moet je je omgeving kunnen scannen?
A
5 seconden
B
10 seconden
C
15 seconden
D
20 seconden
Slide 23 - Quiz
Binnen hoeveel seconden moet je in staat zijn om bij een drenkeling te kunnen zijn?
A
5 seconden
B
10 seconden
C
15 seconden
D
20 seconden
Slide 24 - Quiz
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
I. De 10/20-regel houdt in dat je het gebied waarvoor je verantwoordelijk bent in 10 seconden moet overzien (scannen) en in maximaal 20 seconden een slachtoffer (lopend of zwemmend) moet kunnen bereiken.
II. De 10/20-regel geeft tevens de tijdslimiet aan waarbinnen een drenkeling gered moet worden: 30 seconden.
A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 25 - Quiz
In welk geval moet je altijd aangifte doen tegen een bezoeker?
A
Wanneer de bezoeker jou als Lifeguard afleidt.
B
Wanneer een bezoeker een andere bezoeker in het water duwt.
C
Wanneer je als Lifeguard in het water wordt geduwd.
D
Wanneer twee bezoekers aan het stoeien zijn en elkaar onder water duwen.
Slide 26 - Quiz
Het belangrijkste wat je als Lifeguard moet zijn, is:
A
Alert
B
Fit
C
Uitgerust
D
Vaardig
Slide 27 - Quiz
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
I. In het toezichtplan wordt opgenomen wanneer de Lifeguards pauze houden.
II. Onderwatercamera’s en drenkelingendetectie kunnen het menselijk toezicht vervangen.
A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 28 - Quiz
Na hoeveel minuten onder water treedt er ernstig hersenletsel op?
A
Langer dan 1 minuut
B
Langer dan 2 minuten
C
Langer dan 3 minuten
D
Langer dan 4 minuten
Slide 29 - Quiz
Wat zijn de meest voorkomende valkuilen voor Lifeguards:
A
Foutieve standplaats, statisch, niet fit zijn, onvoldoende onderlinge roulatie