2G1 13-12-21

English 
Monday 13-12-20
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

English 
Monday 13-12-20

Slide 1 - Slide

Today
Studybox
Grammar
Exercises
Clean up and Round off

Slide 2 - Slide

Studybox
page 123
timer
5:00

Slide 3 - Slide

Goal
Na vandaag weet je hoe je zinnen moet maken met plaats en tijd.

Slide 4 - Slide

Examples
  • We are going to have fun in Australia this Summer.
  • I need to be at the shop at 16:00.
  • My brother stayed in Sydney for a month.

  • Yesterday I was not at school!

Slide 5 - Slide

Plaats = Waar

At home, 
at the shop, 
in London, 
in Australia, 
on my car, 
under the bridge, 
behind the school 
etc etc etc

Slide 6 - Slide

Tijd = When
At 16:00,
Tomorrow,
Yesterday,
Next Friday,
After the match,
When you're ready,
In the future,
Etc etc etc

Slide 7 - Slide

Waar in de zin?
  • Tijd --> achteraan of vooraan (als je iets wil benadrukken)
  • Plaats --> achteraan 

  • Plaats en tijd in 1 zin?
  • dan eerst plaats en dan tijd.
  • klmnoPqrsTuvw

Slide 8 - Slide

Examples
  • We are going to have fun in Australia this Summer.
  • I need to be at the shop at 16:00.
  • My brother stayed in Sydney for a month.

  • Yesterday I was not at school!

Slide 9 - Slide

I was born
in Sydney
In 2006

Slide 10 - Drag question

My brother is going to
Africa
next month

Slide 11 - Drag question

The homeless man lived
under a Bridge
last year

Slide 12 - Drag question

We
Cycle
to school
every day

Slide 13 - Drag question

Exercises/homework
3.2 Listening
exercise 4, 5, 6.

Finished?
Woordentrainer / duolingo

Slide 14 - Slide

Goal
Na vandaag weet je hoe je zinnen moet maken met plaats en tijd.

Slide 15 - Slide

Waar komt de tijd in de zin?
A
Achteraan
B
Achteraan na de plaats
C
Achteraan maar voor de plaats

Slide 16 - Quiz

Waar komt de plaats in de zin?
A
Vooraan
B
Achteraan
C
Achteraan na de tijd
D
Achteraan maar voor de tijd

Slide 17 - Quiz

Waar komt de tijd als je die wil benadrukken?
A
Achteraan maar voor de plaats
B
Helemaal achteraan
C
Helemaal vooraan
D
Vooraan maar achter de plaats

Slide 18 - Quiz

See you next Time!

Slide 19 - Slide