This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slide and 3 videos.
Items in this lesson
Waarom talen leren?
Bekijk het volgende videofragment
Slide 1 - Slide
Welk woord hoort bij welke taal?
Frans
Duits
Spaans
Mutter
madre
mère
Garten
jardin
jardín
Präsentation
présentation
presentatión
Allee
avenue
avenida
Fahrrad
bicyclette
bicicleta
Supermarkt
supermarché
supermercado
Slide 2 - Drag question
Wat betekenen deze woorden in het Nederlands?
Tuin
moeder
presentatie
laan
fiets
supermarkt
Garten, jardin, jardín
Mutter, mère, madre
Präsentation, présentation, presentación
Allee, avenue, avenida
Fahrrad, bicyclette, bicicleta
Supermarkt, supermarché, supermercado
Slide 3 - Drag question
Slide 4 - Video
In dit filmpje zien we dat het voor deze meneer handig geweest zou zijn, als hij Engels sprak. In welke andere situaties is het handig om meerdere talen te spreken?
Slide 5 - Open question
Deze taal wordt door ruim 460 miljoen mensen gesproken.
A
Frans
B
Spaans
C
Engels
D
Duits
Slide 6 - Quiz
Deze taal is de officiële taal in 20 landen.
A
Engels
B
Duits
C
Frans
D
Spaans
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Video
00:42
Welke taal wordt in deze VLOG gesproken?
A
Spaans
B
Frans
C
Duits
D
Engels
Slide 9 - Quiz
00:51
Lynn praat over haar schoolvakken. Welk vak vindt ze niet leuk?
A
Engels
B
Wiskunde
C
Duits
D
Spaans
Slide 10 - Quiz
00:54
Lynn praat nu over haar 'casa'. Wat betekent 'la casa'?
A
de school
B
de familie
C
het huis
D
de woonplaats
Slide 11 - Quiz
01:08
Lynn noemt de kleuren van haar slaapkamer: blanco, rosa en amarillo. Welke kleuren zijn dit?