Clase 3. Unidad 7. Gramática

¡Bienvenidos chicos y chicas!
Martes, 14 de septiembre de 2021
1 / 25
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

¡Bienvenidos chicos y chicas!
Martes, 14 de septiembre de 2021

Slide 1 - Slide

¿Cuándo es tu cumpleaños?
                                     Mi cumpleaños es el....

Slide 2 - Slide

¿La fecha de hoy es...?
Hoy es......

Slide 3 - Slide

Unidad 7 Gramática

1. Wederkerende werkwoorden.
2. Onregelmatige wederkerende werkwoorden.
3. Onregelmatige werkwoorden.
3. Voorzetsels.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Slide

Wederkerende werkwoorden
Regelmatige ww, onregelmatige ww en werkwoorden met een klinkerwisseling kunnen wederkend zijn.

Van alle drie de variaties volgt een voorbeeld op de volgende slide:

Slide 7 - Slide

llamarse - heten
irse - weggaan
sentarse (ie) - gaan zitten
yo
me llamo
me voy
me siento
te llamas
te vas
te sientas
él/ella/usted
se llama
se va
se sienta
nosotros
nos llamamos
nos vamos
nos sentamos
vosotros
os llamáis
os vais
os sentáis
ellos/ellas/ustedes
se llaman
se van
se sientan

Slide 8 - Slide

Tú.....(llamarse)

Slide 9 - Open question

Usted.....(llamarse)

Slide 10 - Open question

Nosotros.....(irse)

Slide 11 - Open question

Yo.....(irse)

Slide 12 - Open question

Ellos.....(sentarse)

Slide 13 - Open question

Betekenis
In het Spaans kunnen 'normale' werkwoorden ook wederkerend worden. Vaak verandert de volledige betekenis van het ww!
Voorbeelden:
1a. llamo - ik roep / ik bel (llamar)
1b. me llamo - ik heet (llamarse)
2a. pongo - ik plaats (poner)
2b. me pongo - ik word / ik trek aan (ponerse)

Slide 14 - Slide

Nieuwe onregelmatige ww / ww met klinkerwisseling
salir - uitgaan/vertrekken
volver (o-ue)- terugkomen
yo
salgo
vuelvo
sales
vuelves
él/ella/usted
sale
vuelve
nosotros
salimos
volvemos
vosotros
salís
volvéis
ellos/ellas/ustedes
salen
vuelven

Slide 15 - Slide

Voorzetsels 
In het Spaans gebruiken we veel voorzetsels. 
Veel werkwoorden hebben een 'vast' voorzetsel:
- ir + a (ir + en + transportmiddel)
- llegar + a
- volver + a

Let op: a + el = al / de + el = del


SP
NL
a
aan/naar/om
de
van
en
in/op
con
met
para
voor
por
via

Slide 16 - Slide

Voorzetsels
a -------- tijd ( a las ocho, a las nueve)
                    vast voorz. van veel w.w.: ir a/ volver a/ llegar a/jugar a
                    a+ meer vwp. personen
                    a+  lv. personen

Slide 17 - Slide

Voorzetsels
para------  voor  ( para mañana= voor morgen)
para+infinitief-------- om te  ( para comer= om te eten)

por---------- 's ochtend (por la mañana)
                           's middag ( por la tarde)
                           's avond ( por la noche)

Slide 18 - Slide

Voorzetsels
Combinaties:
Salir de --------------------- " Salgo de casa"
Volver a ---------------------- " Vuelvo a casa a las ocho"
Venir a ----------------------- " Volvemos al (a+el) instituto"
Llegar a----------------------- " Llego a la escuela a las ocho"
Ir a---------------------------" Voy a la biblioteca en bici"
Jugar a------------------------ " Juego al fútbol"
Jugar en -----------------------  " Juegan en el parque"
Llamar a ------------------------ " Llamo a mis amigos"

Slide 19 - Slide

Kies het juiste voorzetsels 

Slide 20 - Slide

Vuelvo......... casa...... las cinco de la tarde.
A
a/a
B
con/de
C
al/de
D
de/con

Slide 21 - Quiz

Salgo..........casa........las ocho y media.
A
de/con
B
con/de
C
al/con
D
de/a

Slide 22 - Quiz

Juego.........el parque..........mis amigos.
A
a/con
B
de/con
C
en/con
D
a/de

Slide 23 - Quiz


¿Cómo has trabajado hoy en clase?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

0

Slide 25 - Video