Les 4 en 5: Poezie en muziek

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, laptop).
  • Mijn telefoon en oortjes zitten in mijn tas.
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Waar denk je aan bij muziek & poëzie?

Slide 4 - Mind map

Poëzie en muziek
Poëzie en muziek zijn twee verschillende kunstvormen, maar toch lijken ze erg op elkaar.

 
In deze les worden de overeenkomsten en de verschillen tussen deze kunstvormen uitgelegd. 
Wat vind je hiervan?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Wat valt je op aan de manier waarop Stef Bos het nummer vertolkt?

Slide 7 - Mind map

De overeenkomsten tussen poëzie en muziek: 
De belangrijkste overeenkomsten tussen poëzie en muziek zijn, het gebruik van: 
  1. taal, 
  2. klanken,
  3. ritme. 

Voor beide kunstvormen zijn deze 3 dingen belangrijk.
De begeleidende muziek onder een songtekst kun je vergelijken met de voordracht van een gedicht. Soms wordt poëzie zelfs voorgedragen onder begeleiding van muziek. 

De verschillen tussen muziek & poëzie zitten in DE MANIER WAAROP de taal, de klanken en het ritme gebruikt worden.

Slide 8 - Slide

De verschillen tussen poëzie en muziek 
1  Ritme/metrum:
  • Popmuziek heeft een regelmatig ritme en dat ritme hoor je in het hele liedje terug,
  • Het metrum (dat is het ritme van een gedicht) in een gedicht is onregelmatiger. Het is afhankelijk van hoe degene die het voordraagt denkt over het gedicht. Hij/zij bepaalt op welke woorden meer nadruk komen te liggen en daardoor verandert het ritme.

Slide 9 - Slide

De verschillen tussen poëzie en muziek 
2  Gedachtesprongen:
• · De tekst in een songtekst maakt weinig tot geen grote gedachtesprongen.  Wanneer je naar de muziek luistert, begrijp je vaak gelijk wat de zanger/zangeres wil vertellen.

• · De tekst in een gedicht maakt vaak grotere gedachtesprongen dan in een lied. Een gedicht hoef je niet na één keer lezen te begrijpen, meestal moet je het een aantal keren lezen voordat de boodschap duidelijk wordt. 

Slide 10 - Slide

Samengevat:

Slide 11 - Slide

We gaan kijken naar de tekst en luisteren naar Fantastig toch

Pak de tekst erbij

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Het ritme van de muziek is:
A
regelmatig
B
onregelmatig

Slide 15 - Quiz

De gedachtensprongen in de tekst zijn:
A
groot
B
klein

Slide 16 - Quiz

De betekenis van de tekst is:
A
snel duidelijk
B
niet meteen duidelijk

Slide 17 - Quiz

Wat vind je van de songtekst
'fantastig toch'?

Slide 18 - Mind map

Slide 19 - Slide

Het stiftgedicht
Het stiftgedicht is een nieuwe en vrije dichtvorm. De vorm is bedacht door de Amerikaanse schrijver Austin Kleon en wordt eigenlijk niet geschreven, maar ontstaat door schrappen.
 
Een stiftgedicht wordt gemaakt door met een dikke zwarte stift in een bestaande, gedrukte tekst woorden of delen van woorden weg te strepen, net zolang tot wat overblijft een gedicht is. Dit uiteindelijke gedicht hoeft (vaak) niets meer met de oorspronkelijke tekst te maken te hebben.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Opdracht:

1.  Kies een Nederlandse songtekst die je mooi vindt en print deze uit.

2.  Bekijk de songtekst totdat je een zin of woord vindt dat je raakt.

3.  Kijk of je vanuit dat woord of die zin naar enkele andere woorden of zinnen kunt springen, zodat je het begin van je gedicht krijgt.

4.  Bedenk eerst het volledige gedicht in je hoofd. Omlijn daarna met potlood de delen en woorden die je wilt gebruiken. Op het laatst begin je pas met het daadwerkelijk wegstrepen.

5.  Maak een keuze:
• Of je streept alle woorden weg die je niet wilt gebruiken en maakt een kunstwerk als in het filmpje
• Of je omcirkelt de woorden die je wel wilt gebruiken en maakt een soort kunstwerk zoals in de afbeelding in je mapje.

Slide 22 - Slide


Evaluatie:
  1. Wat was het lesdoel?
  2. Hoe ging het vandaag?
  3. Wat is het huiswerk:

Slide 23 - Slide

Huiswerk:

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide